ECLI:NL:RBDHA:2025:10875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.18365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Senegalese nationaliteit hebbende, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit, genomen op 17 april 2025, is gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij op 18 december 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de EU is ingereisd en daar zijn vingerafdrukken heeft afgestaan. De rechtbank heeft de zaak op 4 juni 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Eiser heeft zijn asielaanvraag op 5 maart 2025 ingediend en stelt dat hij in Spanje niet goed is voorgelicht over zijn rechten en de procedure. Hij vreest voor zijn (mentale) gezondheid bij een overdracht aan Spanje, waar hij mogelijk in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld of op straat zal belanden. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De rechtbank wijst erop dat eiser geen objectieve informatie heeft over de asiel- en opvangsystemen in Spanje en dat hij eerder geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL25.18366), op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiser stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft zijn asielaanvraag in Nederland op 5 maart 2025 ingediend.
2.2.
Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 18 december 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd en daar zijn vingerafdrukken heeft afgestaan. Nederland heeft op 26 maart 2025 bij Spanje een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 13, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Spanje heeft dit verzoek op 15 april 2025 aanvaard.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) strijdige behandeling. Ook heeft eiser volgens verweerder geen andere redenen aannemelijk gemaakt die aanleiding geven om zijn asielaanvraag in Nederland in behandeling te nemen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Er is in Spanje sprake van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen. Eiser is in Spanje niet goed voorgelicht. Aan hem is verteld dat hij zijn vingerafdrukken moest afstaan om zijn antecedenten te controleren en dat hij daarna door mocht reizen naar een land van keuze. Als hij in Spanje de juiste juridische bijstand zou hebben gehad, had hij andere keuzes kunnen maken. Hij voelt zich in Spanje aan zijn lot overgelaten. Bij een overdracht aan Spanje komt zijn (mentale) gezondheid in gevaar. Hij was daar angstig en voelde zich niet op zijn gemak. Ook vreest eiser voor indirect refoulement, nu het risico aanwezig is dat hij bij aankomst in Spanje in vreemdelingenbewaring zal worden gezet en zal worden uitgezet naar Senegal of dat hij niet in de opvang zal worden opgenomen en op straat zal belanden. Hij zal zich hiertegen in Spanje onvoldoende kunnen beklagen. Rechtsbijstand is in Spanje niet gegarandeerd. Spanje voldoet niet aan de Opvangrichtlijn (Richtlijn 2013/33/EU), de Definitierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU) en de Procedurerichtlijn (2013/32/EU), aldus eiser.
3.1.
Verweerder mag in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit in de uitspraak van 24 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2548) bevestigd. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest. Eiser heeft geen objectieve landeninformatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Spanje ingebracht. Ook zijn verklaringen over wat hij in Spanje heeft meegemaakt en waar hij voor vreest bevatten geen concrete aanwijzingen dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling als hiervoor bedoeld. Hierbij is ook van belang dat eiser eerder geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend. Spanje heeft met het claimakkoord gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Het voorgaande betekent ook dat verweerder erop mag vertrouwen dat de Spaanse autoriteiten het risico op refoulement in overeenstemming met de eisen van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Handvest zullen beoordelen. Als eiser na overdracht aan Spanje problemen ondervindt, dient hij zich te beklagen bij de Spaanse autoriteiten of daar om hulp te vragen (vgl. het arrest van het EHRM van 2 december 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1202DEC003273308, in de zaak K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk). Niet is gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen.
3.3.
Het standpunt van eiser dat hij in Spanje niet goed is voorgelicht over het afgeven van zijn vingerafdrukken kan evenmin tot de conclusie leiden dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit artikel 14 van de Eurodacverordening volgt dat een lidstaat verplicht is om vingerafdrukken af te nemen van illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaat binnenkomen. Indien eiser meent dat zijn vingerafdrukken onrechtmatig zijn afgenomen door de Spaanse autoriteiten of dat hij hierover onvoldoende was voorgelicht, dient hij zich hierover te beklagen bij de desbetreffende (hogere) autoriteiten in Spanje.
3.4.
Het voorgaande betekent dat verweerder van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan en hij niet op grond van artikel 3, tweede lid, derde alinea, van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in verbinding met paragraaf C2/5, eerste gedachtestreepje, van de Vreemdelingencirculaire 2000 aan zich te trekken.
3.5.
Verweerder stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat ook niet is gebleken dat in het geval van eiser sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt.
3.6.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.