ECLI:NL:RBDHA:2025:10910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL25.18488 en NL25.18489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Marokkaanse eiser met gestelde homoseksualiteit als motief

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 21 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 april 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 27 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

Eiser stelt dat hij homoseksueel is en vreest voor vervolging in Marokko, waar homoseksualiteit verboden is. De rechtbank oordeelt echter dat de gestelde homoseksualiteit van eiser niet geloofwaardig is, omdat hij onvoldoende objectieve documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De rechtbank concludeert dat eiser doelbewust informatie heeft achtergehouden door niet alle asielmotieven te delen, wat heeft geleid tot de afwijzing van zijn aanvraag.

De rechtbank wijst het beroep van eiser af en stelt vast dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor het treffen van een dergelijke maatregel. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter mr. J. Holleman, in aanwezigheid van griffier mr. L.C.C. Bakx.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18488 (beroep) en NL25.18489 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 21 februari 2025 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 april 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984. Eiser heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. In Marokko is homoseksualiteit verboden. Bij terugkeer vreest hij dan ook mishandeld en vermoord te worden.
2.1.
Eiser heeft geen documenten ter onderbouwing van zijn asielaanvraag overgelegd.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
eisers gestelde homoseksualiteit.
3.1.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Eisers gestelde homoseksualiteit vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende objectieve documenten overgelegd die dit asielmotief volledig onderbouwen. [1] Daarnaast vormen de verklaringen van eiser volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Eiser heeft op meerdere punten summier, vaag en tegenstrijdig verklaard. Tot slot vindt verweerder dat eiser, gezien zijn ongeloofwaardig geachte homoseksualiteit, dan ook geen vrees heeft voor vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [3] en loopt hij geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [4] . Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser uit een veilig land van herkomst komt, [5] hij de aanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen, [6] zijn aanvraag een opvolgende aanvraag is die niet niet-ontvankelijk is verklaard, [7] en omdat eiser op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt. [8]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert – kort gezegd – het volgende aan. Hij vindt dat het besluit onzorgvuldig en in strijd met de samenwerkingsverplichting tot stand is gekomen. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op het verzoek van eiser om zijn verdere asielmotieven naar voren te brengen tijdens een aanvullend gehoor. Dit verzoek heeft eiser in de zienswijze van 10 april 2025 kenbaar gemaakt. [9] Verweerder heeft ten onrechte de reactie van eiser op het e-mailbericht van 14 april 2025, waarin verweerder naar de inhoud van het verdere asielmotief heeft gevraagd, niet afgewacht. Eisers nieuwe asielmotieven en mogelijk nieuwe feiten aangaande asielmotieven die in eerdere aanvragen zijn vastgesteld, dienen door verweerder betrokken en beoordeeld te worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat eiser, door bepaalde asielmotieven niet te delen, doelbewust informatie heeft achtergehouden. De rechtbank stelt vast dat eiser in het gehoor opvolgende aanvraag van 27 maart 2025 heeft verklaard dat hij niet direct al zijn asielmotieven tegelijkertijd aandraagt zodat hij steeds een nieuwe asielaanvraag kan indienen. [10] Eiser is vervolgens in het gehoor meerdere keren meegedeeld dat als blijkt dat eiser belangrijk informatie achterhoudt zijn aanvraag om die reden afgewezen kan worden. [11] Naar aanleiding van de zienswijze heeft verweerder door middel van een e-mailbericht van 14 april 2025 eiser nog een keer expliciet de mogelijkheid gegeven zijn nieuwe asielmotieven toe te lichten. Diezelfde dag heeft verweerder de beschikking, zonder de reactie op het e-mailbericht af te wachten, aan eiser toegezonden. De rechtbank is het met eiser eens dat verweerder na het sturen van een dergelijke e-mail een reactie had moeten afwachten of een maximale reactietermijn had moeten stellen. Toch helpt dit eiser niet, nu de rechtbank van oordeel is dat eiser al vóór het versturen van de e-mail door verweerder genoeg gelegenheid had gekregen om zijn nadere asielmotieven naar voren te brengen. Het ligt immers op de weg van eiser om zijn nadere asielmotieven te benoemen en onderbouwen. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiser in het kader van deze opvolgende aanvraag twee keer is gehoord en dat eiser verklaard heeft dat hij geen verdere redenen heeft voor deze opvolgende aanvraag dan al door hem genoemd. [12] Eiser heeft vervolgens ook geen nadere asielmotieven benoemd en onderbouwd in het beroepschrift en ook niet ter zitting. Gelet op het voorgaande heeft verweerder een aanvullend gehoor dan ook achterwege mogen laten. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft.
8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
3.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
6.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder f, van de Vw.
7.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder g, van de Vw.
8.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder j, van de Vw.
9.Zienswijze, p. 2.
10.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag, p. 12-13.
11.Idem, p. 3, 12-13.
12.Idem, p. 5.