ECLI:NL:RBDHA:2025:10911
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering exploitatievergunning horecabedrijf en zalencentrum wegens eerdere overtredingen vergunningvoorschriften
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor een horecabedrijf en zalencentrum. De burgemeester van Rijswijk, als verweerder, heeft deze aanvraag geweigerd op basis van eerdere overtredingen van vergunningvoorschriften door een eerdere exploitant van hetzelfde zalencentrum. Verweerder stelde dat deze overtredingen een gevaar voor de openbare orde opleverden. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevraagde voorziening verstrekkend van aard is en dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. De rechter oordeelde dat verweerder in redelijkheid de vergunning heeft mogen weigeren, gezien de voorgeschiedenis van de exploitatie en de incidenten die zich hebben voorgedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van verwevenheid tussen verzoekster en de eerdere exploitant, en dat de incidenten die zich hebben voorgedaan voldoende aanleiding gaven voor de weigering van de vergunning. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat verzoekster niet als in het bezit van een exploitatievergunning wordt behandeld tijdens de bezwaarprocedure.