ECLI:NL:RBDHA:2025:10915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL25.22490 en NL25.22491
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiseres afkomstig uit Marokko, motiveringsgebrek bij besluit van de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, heeft op 5 mei 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 12 mei 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 juni 2025. Eiseres heeft verklaard dat zij sekswerk heeft verricht in Marokko om de medicijnen voor haar dochter te bekostigen, en dat zij door haar broer is mishandeld en bedreigd. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en eiseres geen gegronde vrees voor vervolging zou hebben.

De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende is ingegaan op de verklaringen van eiseres over haar vermissing en de signalering bij de autoriteiten. Dit motiveringsgebrek leidt ertoe dat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt en de minister opdraagt binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiseres krijgt proceskosten vergoed tot een bedrag van €2.721,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.22490 (beroep) en NL25.22491 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. R. Koelman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiseres heeft op 5 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen. Als tolk is verschenen F. El Haji. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987. Eiseres heeft – kort samengevat – het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres heeft sekswerk verricht in Marokko om haar geld te verdienen voor de bekostiging van de medicijnen van haar dochter die diabetes heeft. Haar broer is hierachter gekomen en heeft haar hierom meermaals mishandeld en bedreigd. Eiseres heeft geen aangifte gedaan van deze incidenten omdat haar broer bevriend is met politieagenten in haar woonplaats. Bij terugkeer vreest eiseres door haar broer vermoord te worden.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
eiseres’ identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiseres is mishandeld en bedreigd door haar broer; en
eiseres’ problemen vanwege de ziekte van haar dochter.
3.1.
Verweerder vindt alle drie de asielmotieven van eiseres geloofwaardig. Eiseres komt echter uit een veilig land van herkomst. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat Marokko voor haar persoonlijk niet veilig is. Verweerder vindt dat eiseres geen gegronde vrees heeft voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [1] omdat de geloofwaardig geachte asielmotieven niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Verder vindt verweerder dat eiseres bij terugkeer naar Marokko geen reëel risico op ernstige schade loopt in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] . Niet is gebleken dat eiseres de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten niet zou kunnen inroepen vanwege de mishandeling en bedreiging door haar broer. Bovendien zou zij zich elders in Marokko kunnen vestigen. Eiseres heeft ook geen recht op een reguliere verblijfsvergunning op basis van tijdelijke humanitaire vanwege eergerelateerd geweld. Daarvoor is namelijk vereist dat zowel in Nederland als in Marokko sprake is van een dreiging van eergerelateerd geweld. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van huiselijk geweld omdat de door eiseres overgelegde kopie van een echtscheidingsakte niet op echtheid kan worden onderzocht en deze bovendien niet is vertaald waardoor niet kan worden geconstateerd of het huwelijk is ontbonden vanwege huiselijk geweld. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst [3] en een identiteits/reisdocument heeft vernietigd [4] .
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Ten onrechte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen vrees heeft voor vluchtelingenrechtelijke vervolging en dat zij geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres heeft geloofwaardig verklaard over haar vrees door haar broer te worden mishandeld of gedood te worden bij terugkeer naar Marokko. Verder heeft verweerder ten onrechte gesteld dat eiseres bij terugkeer naar Marokko geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. Het is voor eiseres niet mogelijk om bescherming in te roepen van de autoriteiten en aangifte te doen tegen haar broer omdat zij dan strafrechtelijk vervolgd zal worden vanwege het hebben van buitenechtelijke seks nu zij sekswerk heeft verricht. In Marokko is dat een strafbaar feit. Verweerder heeft verder ten onrechte een vertrektermijn onthouden nu uit de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2025 [5] volgt dat Marokko niet kan worden aangewezen als veilig land van herkomst. Eiseres is daarnaast ten onrechte geen reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden verleend. Tot slot, heeft eiseres de originele scheidingsakte naar bureau documenten verzonden en de vertaling hiervan ter onderbouwing van haar asielrelaas overgelegd.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. In beroep komt verweerder terug van het standpunt dat eiseres de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen vanwege de mishandeling en bedreiging door haar broer. Verweerder vindt echter dat eiseres een vestigingsalternatief elders in Marokko heeft. De enkele omstandigheid dat de moeder van eiseres voor haar kinderen zorgt wanneer eiseres aan het werk is, maakt dit volgens verweerder niet anders, omdat niet is gebleken dat haar moeder de enige persoon is die deze taken op zich kan nemen. Verweerder handhaaft het standpunt dat eiseres niet aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning vanwege huiselijk geweld. Zelfs in het geval dat kan worden uitgegaan van de echtheid van de echtscheidingsakte, is namelijk niet voldaan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een reële dreiging van huiselijk geweld. Ook in het licht van de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025 [6] , handhaaft verweerder de vertrektermijn van 0 dagen omdat de aanvraag van eiseres ook is afgewezen als kennelijk ongegrond vanwege het vernietigen van een identiteits/reisdocument.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres gelijk. Hieronder zal de rechtbank dit oordeel uitleggen.
Reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden
7. De rechtbank is van oordeel dan verweerder eiseres geen reguliere verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden heeft hoeven verlenen. Wat betreft het beroep op een verblijfsvergunning als slachtoffer van huiselijk geweld heeft verweerder mogen vaststellen dat er geen sprake is van huiselijk geweld. Uit de door eiseres overgelegde echtscheidingsakte volgt dat eiseres op 7 november 2018 is gescheiden. Dat is bijna zeven jaar geleden. Verweerder heeft dan ook mogen vinden dat er op dit moment geen sprake is van (een reële dreiging van) huiselijk geweld. De rechtbank volgt het betoog van eiseres ter zitting niet dat de dreiging van haar broer ook als huiselijk geweld moet worden beschouwd. Niet is verder gebleken dat in Nederland sprake is van een reële dreiging van huiselijk geweld vanwege haar broer. Eiseres voldoet daarom niet aan de voorwaarden zoals genoemd in paragraaf B8/2.1 van de Vc die zien op slachtoffers van huiselijk geweld.
Vestigingsalternatief
8. Zoals de Afdeling [7] eerder heeft overwogen [8] , mag verweerder een binnenlands beschermingsalternatief, in de zin van een vlucht- of vestigingsalternatief, tegenwerpen als een vreemdeling in een deel van zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging en daar ook geen reëel risico op ernstige schade loopt. Verder moet dat deel van het land toegankelijk zijn voor die vreemdeling en moet hij op een veilige en wettige manier daarnaartoe kunnen reizen. Ook moet verweerder redelijkerwijs van de vreemdeling mogen verwachten dat hij zich er vestigt. [9]
8.1.
Eiseres heeft tijdens haar gehoor verklaard dat zij van haar zus heeft vernomen dat haar broer bij de politie is geweest om aangifte van vermissing te doen. Dat is hem toen niet gelukt, omdat de aangifte door haar ouders moet worden gedaan. [10] In haar correcties en aanvullingen van 9 mei 2025 wijst zij erop dat haar familie haar intussen bij de autoriteiten als vermist heeft opgegeven en dat zij haar familie zullen inlichten zodra zij weer in beeld komt bij de autoriteiten. Op zitting heeft eiseres nogmaals op deze verklaringen gewezen en benadrukt zij dat zij zich vanwege deze landelijke signalering niet veilig elders in Marokko kan vestigen, omdat haar familie, waaronder haar broer, op de hoogte zal worden gesteld van haar terugkeer.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder bij zijn tegenwerping van het vestigingsalternatief ten onrechte niet ingegaan op deze verklaringen van eiseres over de aangifte van vermissing en de daarmee gepaard gaande signalering. Dit maakt dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
8.3.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige gronden van beroep geen verdere bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. [11] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit nemen op de aanvraag en daarbij rekening houden met deze uitspraak. [12]
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Gelet op het in rechtsoverweging 8.2 geconstateerde motiveringsgebrek zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,-. [13]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van €2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Op grond van artikelen 36 en 37 van de Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (Procedurerichtlijn).
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1328, r.o. 3.1.
9.Artikel 3.37d, eerste lid, van het VV 2000, en paragraaf C2/3.4 van de Vc 2000.
10.Verslag van het gehoor veilig land van herkomst, p. 16.
11.Op grond van artikelen 3:46 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
13.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.