ECLI:NL:RBDHA:2025:1092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/8949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 januari 2025, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had op 27 februari 2024 een herbeoordeling aangevraagd in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, heeft verzoeker op 28 mei 2024 verweerder in gebreke gesteld. Tevens heeft verzoeker op 15 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 8 februari 2024, en ook hier heeft hij verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing.

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van beide besluiten. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 14 februari 2025, maar deze zitting ging niet door omdat verzoeker op 9 januari 2025 het beroep heeft ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten, mits dit conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) gebeurt.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan verzoeker door alsnog beslissingen te nemen op het verzoek om herbeoordeling en op het bezwaar. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt dan ook toegewezen. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die is berekend op € 453,50, en verweerder is verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8949

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: S. Foullani),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
Verzoeker heeft op 27 februari 2024 verzocht om een herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 28 mei 2024 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om een herbeoordeling.
1.2.
Daarnaast heeft verzoeker op 15 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 februari 2024. Op 29 augustus 2024 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van beide besluiten.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd op de zitting van 14 februari 2025. Deze zitting gaat niet door omdat verzoeker op 9 januari 2025 het beroep heeft ingetrokken.
1.6.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten mits conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.7.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Omdat verweerder alsnog beslissingen heeft genomen op het verzoek om een herbeoordeling en op het bezwaar, stelt de rechtbank vast dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker tegen het niet tijdig nemen van besluiten.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 453,50.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.