ECLI:NL:RBDHA:2025:1092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 januari 2025, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had op 27 februari 2024 een herbeoordeling aangevraagd in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, heeft verzoeker op 28 mei 2024 verweerder in gebreke gesteld. Tevens heeft verzoeker op 15 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 8 februari 2024, en ook hier heeft hij verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van beide besluiten. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 14 februari 2025, maar deze zitting ging niet door omdat verzoeker op 9 januari 2025 het beroep heeft ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten, mits dit conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) gebeurt.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan verzoeker door alsnog beslissingen te nemen op het verzoek om herbeoordeling en op het bezwaar. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt dan ook toegewezen. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die is berekend op € 453,50, en verweerder is verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.