ECLI:NL:RBDHA:2025:10982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
09/077403-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring seksueel binnendringen van iemand in staat van verminderd bewustzijn

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 24 februari 2024, waarbij de verdachte en de aangeefster, die onder invloed van alcohol en slaapmedicatie was, samen tijd doorbrachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van de aangeefster, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de onderdelen 'bewusteloosheid' en 'lichamelijke onmacht', omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aannemen dat de aangeefster instemde met de seksuele handelingen, gezien haar toestand en de voorgeschiedenis tussen hen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/077403-24
Datum uitspraak: 6 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
A.L.M. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. O.E. de Jong naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2024 te 's-Gravenhage, met [aangeefster] , van wie hij,
verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis,
psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het, - (tong)zoenen van die [aangeefster] , althans het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, tong in en/of tegen de mond en/of tegen de tong van die [aangeefster] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, handen in/onder de kleding van die [aangeefster] en/of
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn,
verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezenverklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Op grond van het dossier kan niet bewezen worden verklaard dat aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) niet of in mindere mate in staat was om haar wil te bepalen ten tijde van de door de verdachte verrichte seksuele handelingen.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van, kort gezegd, seksueel binnendringen van een onmachtige, zoals ten laste is gelegd. Hiervoor is vereist dat a) de verdachte bij [aangeefster] handelingen heeft verricht die mede bestaan uit het seksueel binnengedrongen, b) [aangeefster] ten tijde van het seksueel binnendringen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht, en c) de verdachte van de toestand van [aangeefster] wetenschap had. Voor de wetenschap volstaat voorwaardelijk opzet.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever/aangeefster en de verdachte. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de verdachte en [aangeefster] op veel punten overeenstemmen. Op basis van hun verklaringen stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte was in ieder geval vanaf de ochtend van 23 februari 2024 bij [aangeefster] thuis. De verdachte en [aangeefster] hebben samen de hele dag bier gedronken. Na middennacht, rond 01:00 uur op 24 februari 2024, heeft [aangeefster] tegen de verdachte gezegd dat zij slaapmedicatie had ingenomen en dat zij zou gaan slapen. [aangeefster] lag vervolgens met haar ogen dicht op de bank. De verdachte heeft vervolgens toenadering gezocht, [aangeefster] gekust en daarna zijn hand onder haar kleding gedaan en zijn vingers in haar vagina gebracht. Op een bepaald moment werd [aangeefster] emotioneel en heeft zij tegen de verdachte gezegd dat zij dit niet wilde en hij haar verkracht had.
Seksueel binnendringen
Gelet op het hiervoor genoemde kan worden vastgesteld dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij [aangeefster] , waaronder het seksueel binnendringen bij [aangeefster] .
Staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat [aangeefster] ten tijde van het seksueel binnendringen buiten bewustzijn is geweest. [aangeefster] heeft immers verklaard dat zij in slaap was gevallen, maar niet dat zij bewusteloos is geraakt als gevolg van de inname van slaapmedicatie en/of alcohol.
De vraag is vervolgens of [aangeefster] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en/of bij [aangeefster] sprake was van lichamelijke onmacht ten tijde van de seksuele handelingen.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen ‘waakzaamheid’ en ‘geheel van de wereld zijn’, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Onder lichamelijke onmacht moet volgens de wetgever worden verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in het bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen.
De rechtbank overweegt dat [aangeefster] heeft verklaard dat zij aan het einde van de avond een dubbele dosis slaapmedicatie had ingenomen en dat zij vrij snel in slaap viel. Dit vanwege de combinatie met alcohol, zo begrijpt de rechtbank de verklaring van [aangeefster] . Niet ter discussie staat dat [aangeefster] op dat moment een grote hoeveelheid alcohol, namelijk meer dan tien blikjes bier, had gedronken Verder heeft [aangeefster] verklaard dat zij, op het moment dat de verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte, op de bank lag te slapen en dat zij op een gegeven moment wakker werd en voelde dat de verdachte met zijn vingers in haar vagina zat. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat als [aangeefster] slaapmedicatie neemt, zij twee slaappillen tegelijk neemt en dat ze dan binnen 5 minuten ligt te slapen. Verder verklaarde de verdachte dat hij [aangeefster] de betreffende avond, na de inname van de medicatie, zoende en is gaan vingeren. Op het moment dat de verdachte toenadering zocht en haar ging zoenen, had [aangeefster] haar ogen dicht en lag zij er volgens hem lekker bij.
Gelet de verklaringen van [aangeefster] en de verdachte en met name hetgeen de verdachte heeft waargenomen bij [aangeefster] , staat het voor de rechtbank vast dat [aangeefster] ten tijde van de seksuele handelingen als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank en slaapmedicatie in ieder geval in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele handelingen van de verdachte.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij niet gelooft dat [aangeefster] de slaappillen heeft genomen, omdat [aangeefster] op het moment van de kus tegen de verdachte zou hebben gezegd dat zij het lekker vond en zij wilde dat hij daarmee doorging, strookt niet met de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring waarin hij heeft medegedeeld dat [aangeefster] die avond ook haar slaappillen heeft genomen. Verder doet deze verklaring van de verdachte ter terechtzitting aan het voorgaande niets af. Het zeggen van dergelijke woorden door [aangeefster] – voor zover deze al zijn uitgesproken – sluit immers niet uit dat zij zich, op het moment dat de verdachte de seksuele handelingen verrichtte, in een staat van verminderd bewustzijn bevond.
De rechtbank is dus van oordeel dat [aangeefster] zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond ten tijde van de seksuele handelingen. In het dossier zijn echter onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om vast te kunnen dat [aangeefster] fysiek niet in staat was om weerstand te bieden en dus in lichamelijke onmacht verkeerde.
Wetenschap
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte niet wist en niet kon weten dat [aangeefster] zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij en [aangeefster] een grote hoeveelheid alcohol hadden gedronken en dat [aangeefster] die avond dronken was. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij weet dat [aangeefster] snel dronken wordt van alcohol en heeft hij ter zitting ook erkend dat hij op dergelijke momenten voorzichtiger moet zijn met [aangeefster] , omdat zij dan niet meer weet wat ze doet. Verder heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat [aangeefster] hem op het einde van de avond heeft verteld dat zij de dubbele dosis slaapmedicatie had ingenomen. Volgens de verdachte lijkt [aangeefster] doorgaans zweverig en dronken te worden van deze slaappillen en valt zij daardoor snel in slaap. Nadat [aangeefster] de slaappillen had ingenomen lag zij, met haar ogen dicht, op de bank. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op dat moment, in zijn eigen woorden, heeft gedacht dat zij er mooi bij lag en: “Ik probeer het”. Door vervolgens naar deze gedachte te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangeefster] zich op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn bevond.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft gericht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [aangeefster] , terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onderdelen “bewusteloosheid” en “lichamelijke onmacht”, nu hiervoor geen bewijs in het dossier voorhanden is.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 februari 2024 te 's-Gravenhage, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het,
- (tong)zoenen van die [aangeefster] en
- brengen van zijn, verdachtes, handen onder de kleding van die [aangeefster] en
- brengen en duwen en (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [aangeefster] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte strafbaar is.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet strafbaar is, nu [aangeefster] volgens de verdachte zou hebben ingestemd met zijn gedragingen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat een beroep van de verdachte dat [aangeefster] heeft ingestemd met de seksuele handelingen een beroep op een strafuitsluitingsgrond betreft. De rechtsgeldigheid van een beweerdelijke instemming dient te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval. De rechtbank betrekt in haar oordeel het volgende.
De verdachte en [aangeefster] hebben een voorgeschiedenis. Zij waren volgens [aangeefster] vrienden en de verdachte zou in het verleden verliefd op haar zijn geweest. Eerder heeft er al een soortgelijk voorval tussen hen plaatsgevonden, waarbij zij beiden alcohol hadden gedronken en hadden geblowd. Op die avond zou de verdachte ook seksuele handelingen bij [aangeefster] hebben verricht, die op dat moment niet bij bewustzijn was. [aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dit eerdere incident niet gewild te hebben, maar heeft dit vooral aan haar eigen alcoholgebruik geweten. Wel heeft zij de verdachte, direct na dat eerdere incident, verteld dat zij dit niet wilde, hem uit haar huis gezet en hem vervolgens een paar maanden niet gezien. De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij en [aangeefster] ruzie hadden gekregen over dit eerdere voorval.
Verder heeft de verdachte bij de politie verklaard dat [aangeefster] losser wordt van alcohol. Op de vraag van de politie of [aangeefster] het fijn vond wanneer hij zulke handelingen verrichtte, heeft de verdachte geantwoord dat hij bij zulke handelingen overdag een klap kan verwachten, maar dat [aangeefster] na een paar biertjes losser en toegankelijker wordt. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat hij zelf goed tegen alcohol kan, maar dat [aangeefster] onder invloed niet langer kan bepalen wat zij wil.
Ten slotte is de verdachte bekend met het gebruik van slaapmedicatie door [aangeefster] en de effecten die deze medicatie op haar heeft. Ook wist de verdachte dat [aangeefster] de slaapmedicatie had gebruikt voordat hij toenadering zocht en seksuele handelingen bij [aangeefster] verrichtte.
Gelet op de hierboven beschreven voorgeschiedenis tussen de verdachte en [aangeefster] en het feit dat de verdachte het effect van alcohol en slaapmedicatie op [aangeefster] kende, mocht hij er niet van uitgaan dat [aangeefster] instemde met zijn handelingen, ongeacht de door de verdachte beweerdelijk door [aangeefster] gesproken woorden. Het beroep op instemming door [aangeefster] wordt dan ook verworpen. Of [aangeefster] tijdens het incident instemmende woorden zou hebben gesproken, doet daar niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier geen sprake kon zijn van een rechtsgeldige instemming van [aangeefster] .
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft diverse seksuele handelingen bij [aangeefster] verricht, te weten (tong)zoenen, en het met zijn handen onder de kleding van [aangeefster] gaan en vaginale penetratie met de vingers, terwijl [aangeefster] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Met zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie, zijn lustgevoelens voor laten gaan en zich niet bekommerd om het welzijn van [aangeefster] . De verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [aangeefster] in ernstige mate aangetast.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van Fivoor van 10 januari 2025. De reclassering heeft geconstateerd dat bij de verdachte sprake is van alcoholproblematiek, die mogelijk wordt verergerd door eenzaamheid en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. Verder blijkt uit het reclasseringsrapport dat de verdachte en [aangeefster] inmiddels weer dagelijks contact hebben en dat zij vaak bij elkaar langskomen.
De reclassering heeft het risico op recidive op gemiddeld ingeschat en acht toezicht op de verdachte nodig om hulpverlening te monitoren en te continueren. De verdachte heeft verklaard in te stemmen met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft opgesteld. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij na deze strafzaak zal werken aan zijn alcoholproblematiek.
De op te leggen straf
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur 180 dagen, waarvan 179 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Fivoor, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor zijn alcoholproblematiek en zo de kans op recidive terug te dringen. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (HONDERDTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
179 (HONDERNEGENENZEVENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
Meldplicht bij reclassering
- zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN te Den Haag. Hierna moet hij zich gedurende door de Rechtbank bepaalde periode blijven melden zo frequent als Reclassering gedurende deze periode nodig acht;
Gedragsinterventie middelengebruik
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie middelengebruik (individueel) of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Meewerken aan middelencontrole
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
Meewerken aan woonbegeleiding
- meewerkt aan woonbegeleiding door een nader door de reclassering te bepalen instelling;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
160 (HONDERDZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
80 (TACHTIG) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Herfkens, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. B. van der Laken, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2025.