ECLI:NL:RBDHA:2025:11038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
11355886 CV EXPL 24-3284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst voor de aanschaf en installatie van extra accu's op een elektrische boot wegens schending van de waarschuwingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter te Leiden op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, [eiser], en een besloten vennootschap, [gedaagde], over de aanschaf en installatie van extra accu's op een elektrische boot. [Eiser] had een elektrische boot gekocht en vroeg [gedaagde] om extra accu's te installeren om de actieradius en snelheid te verhogen. Na de installatie bleek de boot echter langzamer te zijn geworden dan voorheen, wat leidde tot een geschil over de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] haar waarschuwingsplicht had geschonden door [eiser] niet te informeren over de mogelijke daling van de snelheid als gevolg van het extra gewicht van de accu's. De rechter ontbond de overeenkomst en veroordeelde [gedaagde] tot terugbetaling van het betaalde bedrag voor de accu's, evenals de kosten voor winterstalling die [eiser] had betaald zonder dat daar een overeenkomst voor bestond. De proceskosten werden ook toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
EiV/bc
Zaak-/rolnr.: 11355886 CV EXPL 24-3284
16 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna: [eiser] ,
gemachtigde: Groot & Evers Gerechtsdeurwaarders en Incassobureau,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.W.M. Steenbergen.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2024 met producties 1 t/m 11;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 13;
  • de nagezonden productie 14 van [gedaagde] van 14 maart 2025;
  • de nagezonden productie 15 van [gedaagde] van 17 maart 2025;
  • de op de zitting door de gemachtigde van [eiser] voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Op 18 maart 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door een tolk Engels en (waarnemend) gemachtigden mrs. J.J.W. Bos en F. van der Leeuw. Namens [gedaagde] is [naam] verschenen, bijgestaan door mr. P.W.M. Steenbergen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting naar voren is gebracht. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
[eiser] heeft bij [gedaagde] een elektrische boot met binnenboordmotor gekocht van het type ‘RAND Picnic 18 model 2022’. De boot is op 29 juli 2022 geleverd.
2.2.
Op 1 februari 2023 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] gevraagd:

Following up on our phone call. Could you let me know the best options to increase the power and range of my Rand Picnic 18. I would like to know the price of the options and how long it would take to install.
Op 11 februari 2023 stuurt [eiser] een tweede e-mail, waarin hij vraagt:

Have you got the quote for the increase in battery range?
Op 13 februari 2023 reageert [gedaagde] :
“[…].
With this do send you the price for adding 2x 3500Wh Torqeedo Lititium battery, so you will get 7kWh extra power and will have in total l4kWh (so 2x the capicity of witch you had last year)[…].”
2.3.
[gedaagde] heeft vervolgens een offerte uitgebracht voor de aankoop en installatie van twee extra accu’s op de boot, voor een totaalbedrag van € 7.982,75. [eiser] heeft dit bedrag betaald en heeft na de installatie van de accu’s op 8 april 2023 zijn boot weer opgehaald.
2.4.
Op 17 mei 2023 stuurt [eiser] aan [gedaagde] :

I tried my Rand Picnic 18 out this weekend and it appears to not have as much power as it did before the battery improvements. At full power the boat now only has a speed on 10Km/h and power ~3500W. I thought it was going to have double this power. I have included a picture of the boat controls when at top speed.
[gedaagde] reageert op 22 mei 2023:

It is true that we have added two batteries, which ensures that the range increases. so you can sail longer with the batteries. Could it be that dirt got into the propeller? The speed should be the same as before. […].
Vervolgens hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd over wat de mogelijke oorzaak zou kunnen zijn van de verlaagde snelheid van de boot. Daarbij is onder andere gesproken over een mogelijk defect aan de propeller of problemen met de kalibratie van de gashendel.
2.5.
Nadat het probleem met de snelheid onopgelost bleef, heeft [eiser] contact opgenomen met de fabrikant van de boot. De fabrikant stuurt [eiser] op 27 september 2023:

As I said to you and have also told [gedaagde] that you need to put a tester on the engine, because as the picture from you showed, its only giving 3300W by full throttle, so you are missing 600-700W, which might be the reason for the missing top speed.
[eiser] heeft vervolgens zijn boot afgestaan aan de fabrikant om de motor te laten onderzoeken.
2.6.
[gedaagde] heeft [eiser] op 6 december 2023 een factuur van € 868,48 gestuurd voor de winterstalling van de boot. [eiser] heeft op 12 december 2023 gereageerd dat hij geen gebruik wil maken van de winterstalling, omdat hij elders een stalling heeft geregeld waar de boot naartoe zou kunnen als het onderzoek aan de motor is afgerond. [eiser] heeft de factuur voor de winterstalling vervolgens echter wel betaald.
2.7.
De fabrikant heeft op 1 februari 2024 laten weten dat uit het onderzoek naar de motor is gebleken dat de boot (onder koude weersomstandigheden) een motorvermogen van 4400W en een topsnelheid van 6,04 knopen (gelijk aan 11,2 km/h) haalt.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure (inclusief de wettelijke rente over die kosten):
voor recht wordt verklaard dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de reparatieovereenkomst;
de installatieovereenkomst wordt ontbonden, dan wel ontbonden wordt verklaard;
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 9.926,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.957,58 vanaf 19 augustus 2024.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in februari 2023 heeft gevraagd of er mogelijkheden waren om zijn boot sneller te maken en meer bereik te geven. [gedaagde] heeft toen aangeboden om twee extra accu’s in de boot te plaatsen. [eiser] heeft voorafgaand aan de installatie van die accu’s aan [gedaagde] gevraagd of deze een effect zouden hebben op de snelheid van de boot, waarop [gedaagde] heeft laten weten dat de snelheid van de boot gelijk zou blijven. Ook na plaatsing van de accu’s heeft [gedaagde] per e-mail aangegeven dat het niet de bedoeling is dat de boot door de accu’s langzamer zou zijn geworden. Uit onderzoek van de fabrikant is echter gebleken dat de boot niet meer zoals voorheen een topsnelheid van 7 knopen, maar van 6,04 knopen haalt. [gedaagde] had [eiser] voor deze daling van de (top)snelheid moeten waarschuwen, aangezien zij had moeten weten dat de boot door de accu’s langzamer zou worden en zij wist dat dit voor [eiser] belangrijk is. Door niet te waarschuwen is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De overeenkomst voor de koop- en installatie van de accu’s moet daarom worden ontbonden en een bedrag van € 7.957,58 moet aan [eiser] worden terugbetaald. Daarnaast heeft [eiser] € 868,48 betaald voor de winterstalling van de boot, terwijl partijen daarvoor geen overeenkomst hebben gesloten. Ook dat bedrag moet daarom aan [eiser] worden terugbetaald. Ten slotte is [gedaagde] een bedrag van € 935,18 (incl. BTW) voor de buitengerechtelijke incassokosten en € 154,14 voor de reeds vervallen wettelijke rente verschuldigd, omdat zij niet tijdig tot terugbetaling is overgegaan en de gemachtigde van [eiser] tot betaling heeft moeten aanmanen.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering met uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] betwist dat de boot voorafgaand aan het plaatsen van de extra accu’s wel een topsnelheid van 7 knopen kon bereiken. Voor zover al zou blijken dat de boot door de extra accu’s langzamer is geworden, is dit verder een logisch gevolg van het feit dat de boot zwaarder is geworden. [eiser] had dat zelf kunnen begrijpen, zodat [gedaagde] daar niet voor hoefde te waarschuwen. [gedaagde] hoefde ook niet te begrijpen dat de snelheid van de boot voor [eiser] relevant zou zijn, omdat [eiser] de boot gebruikt voor vaartochten door de Amsterdamse grachten, waar een maximumsnelheid van 6 k/m uur geldt. Daarnaast hoeft [gedaagde] de kosten voor de winterstalling niet terug te betalen, omdat [eiser] zijn plek in de stalling te laat heeft opgezegd.

4.Beoordeling

De conformiteit van de boot is niet in geschil
4.1.
[eiser] heeft op de zitting benadrukt dat in deze procedure slechts de overeenkomst voor de aanschaf en installatie van de extra accu’s in geschil is en dat zijn standpunt niet is dat de boot reeds bij aankoop niet zou hebben voldaan aan de koopovereenkomst. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat hetgeen [eiser] in de dagvaarding heeft opgenomen over de non-conformiteit van de boot door hem niet langer als grondslag van de vordering wordt gehandhaafd. De stellingen in de dagvaarding die daarover gaan zullen in het volgende daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Juridisch kader
4.2.
Op grond van artikel 7:5 lid 1 sub a BW wordt onder een consumentenkoopovereenkomst verstaan de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. Op grond van artikel 7:750 lid 1 BW wordt onder aanneming van werk verstaan de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld. Indien een overeenkomst zowel voldoet aan de omschrijving van een consumentenkoopovereenkomst als aanneming van werk, dan zijn op grond van artikel 6:215 BW de voor beide overeenkomsten geldende wettelijke bepalingen naast elkaar van toepassing. Voor zover op enig punt strijd bestaat tussen die bepalingen, hebben op grond van artikel 7:5 lid 4 BW de bepalingen omtrent consumentenkoop voorrang.
4.3.
De overeenkomst tussen partijen voor de aanschaf en installatie van de accu’s kwalificeert in dit geval zowel als een consumentenkoopovereenkomst als een overeenkomst van aanneming van werk. De accu’s zijn door [eiser] als consument bij [gedaagde] gekocht en vervolgens in opdracht van [eiser] door [gedaagde] geïnstalleerd op zijn boot tegen betaling van een prijs in geld. Nu (ook) sprake is van aanneming van werk, rustte op grond van artikel 7:754 lid 1 BW op [gedaagde] een waarschuwingsplicht. Die waarschuwingsplicht houdt in dat [gedaagde] bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht was [eiser] te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover zij deze kende, of redelijkerwijs behoorde te kennen.
[gedaagde] heeft haar waarschuwingsplicht niet nageleefd
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de boot als gevolg van de plaatsing van de accu’s langzamer is geworden. Volgens de catalogus heeft de boot zonder extra accu’s een topsnelheid van 7 knopen. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat [eiser] op 17 mei 2023 – iets meer dan een maand na plaatsing van de accu’s – bij [gedaagde] heeft geklaagd dat zijn boot langzamer is geworden. Vervolgens heeft [eiser] meermaals gecorrespondeerd over de snelheid van de boot met [gedaagde] , waarna uiteindelijk is besloten de boot voor onderzoek naar de fabrikant te sturen, die constateert dat de boot (met extra accu’s) een topsnelheid van 6,04 knopen haalt. Op geen enkel punt in die correspondentie heeft [gedaagde] eerder betwist dat de boot na plaatsing van de accu’s langzamer is geworden. Bovendien neemt [gedaagde] in deze procedure ten aanzien van de snelheid van de boot een tegenstrijdig standpunt in. [gedaagde] heeft immers zelf aangevoerd dat het volgens haar volstrekt logisch en een feit van algemene bekendheid is dat het toevoegen van het gewicht van de accu’s aan de boot deze zeker niet sneller, maar eerder langzamer maakt. De kantonrechter zal er in het volgende dan ook als vaststaand van uitgaan dat de plaatsing van de accu’s een negatief effect heeft gehad op de snelheid van de boot.
4.5.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of [gedaagde] hiervoor had moeten waarschuwen. De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Uit de e-mail van 1 februari 2023 blijkt dat [eiser] al bij de offerteaanvraag heeft aangegeven dat hij opzoek was naar een manier om de boot meer actieradius en een hogere snelheid te geven. [eiser] heeft ook snel na het afronden van de werkzaamheden bij [gedaagde] geklaagd toen bleek dat de boot langzamer was geworden. [gedaagde] schrijft ook zelf in de e-mail van 22 mei 2023 dat de snelheid van de boot gelijk moet zijn gebleven. Daarmee is voldoende onderbouwd dat [eiser] de opdracht tot het installeren van de accu’s heeft verstrekt onder de voorwaarde dat de boot daardoor (in ieder geval) niet langzamer zou worden. Daaruit volgt dat sprake is geweest van een onjuistheid in de opdracht in de zin van 7:754 lid 1 BW. Uit de eigen stellingen van [gedaagde] volgt immers dat dit een onmogelijke opdracht is. [gedaagde] stelt zelf namelijk – zoals ook hiervoor aangehaald – dat het volstrekt logisch en een feit van algemene bekendheid is dat het extra gewicht van de accu’s de boot zou vertragen. Verder volgt uit dit standpunt van [gedaagde] dat zij had moeten waarschuwen voor deze onjuistheid in de opdracht. In het bijzonder [gedaagde] had als professionele boothandelaar redelijkerwijs behoren te weten dat [eiser] haar een onmogelijke opdracht had gegeven. De vraag of [eiser] dit zelf ook had behoren te weten is niet relevant, aangezien dit hoe dan ook niet afdoet aan de op [gedaagde] rustende waarschuwingsplicht. [gedaagde] heeft verder op de zitting aangegeven dat zij [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst niet voor de daling in snelheid heeft gewaarschuwd, zodat vaststaat dat [gedaagde] niet aan de op haar rustende waarschuwingsplicht heeft voldaan.
De overeenkomst voor de aanschaf en installatie van de accu’s wordt ontbonden
4.6.
De conclusie van de voorgaande overwegingen is dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende waarschuwingsplicht. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming in de nakoming aan [eiser] de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld in het kader van de tenzij-clausule van artikel 6:265 BW aan te voeren dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis, omdat [eiser] de boot enkel gebruikt op plaatsen waar het niet is toegestaan de boot sneller te varen dan 6 km/u, slaagt dat verweer niet. [eiser] heeft op de zitting aangegeven dat hij de boot ook wenst te gebruiken op het gedeelte van het IJ in Amsterdam waar een hogere maximumsnelheid geldt, die hij sinds de plaatsing van de accu’s niet meer kan halen. Bovendien blijkt uit de e-mails van [eiser] – zoals ook hiervoor overwogen – dat van meet af aan duidelijk was dat de snelheid van de boot (en het uitblijven van een negatief effect op de snelheid) voor [eiser] een belangrijke overweging was bij het aangaan van de overeenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat onder die omstandigheden de ernst van de tekortkoming de gevorderde ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter zal de overeenkomst daarom bij dit vonnis ontbinden, aangezien in het dossier geen buitengerechtelijke ontbindingsverklaring in de zin van artikel 6:267 lid 1 BW is te vinden.
4.7.
Het gevolg van de ontbinding is dat partijen op grond van artikel 6:271 BW de reeds ontvangen prestaties ongedaan moeten maken. De vordering tot terugbetaling van € 7.957,58 wordt daarom toegewezen.
4.8.
[eiser] vordert verder een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de reparatieovereenkomst. Het is de kantonrechter op grond van de dagvaarding echter niet duidelijk wat [eiser] bedoelt met ‘de reparatieovereenkomst’, zodat dit deel van de vordering reeds daarom niet kan worden toegewezen. Voor zover [eiser] met de reparatieovereenkomst bedoelt de overeenkomst voor de aanschaf en installatie van de accu’s, heeft hij bovendien geen belang in de zin van artikel 3:303 BW bij deze verklaring voor recht, aangezien de vordering tot ontbinding en ongedaanmaking van die overeenkomst in deze procedure al wordt toegewezen en niet gesteld of gebleken is dat [eiser] daarnaast nog te vorderen schade heeft geleden.
De kosten voor de winterstalling moeten worden terugbetaald
4.9.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 en 2 BW is degene die zonder rechtsgrond een geldsom heeft betaald gerechtigd om dit als onverschuldigd betaald terug te vorderen. [eiser] heeft voor de winter van 2022-2023 gebruik gemaakt van de winterstalling van [gedaagde] . [eiser] voert aan dat hij echter nooit met [gedaagde] heeft afgesproken dat hij ook voor de winter van 2023-2024 gebruik zou maken van de winterstalling. [gedaagde] heeft op de zitting erkend dat er geen overeenkomst is gesloten tussen partijen waarin is opgenomen dat [eiser] jaarlijks tegen betaling gebruik zou maken van de winterstalling. Van een doorlopende overeenkomst tussen partijen is dan ook geen sprake, zodat [eiser] niet gehouden was om (tijdig) een opzegging te versturen. Het feit dat volgens [gedaagde] gebruikelijk is dat haar klanten jaarlijks opnieuw gebruik willen maken van de winterstalling, maakt dat niet anders. Niet gesteld of gebleken is immers dat ook [eiser] bij [gedaagde] heeft aangegeven dat hij jaarlijks van de winterstalling gebruik wilde maken. Dat [gedaagde] feitelijk een plek heeft vrijgehouden voor de boot van [eiser] komt dan ook voor haar eigen rekening en risico. Nu geen overeenkomst of andere rechtsgrond tussen partijen bestaat op grond waarvan [eiser] gehouden was om voor de winter van 2023-2024 stallingskosten te betalen, wordt de vordering tot terugbetaling van € 868,48 toegewezen.
Rente en kosten
4.10.
[eiser] vordert ten slotte betaling van de wettelijke rente en incassokosten over de som van € 7.957,58 voor de terugbetaling van de factuur voor de aanschaf en installatie van de accu’s. Die vorderingen worden afgewezen. Voor toewijzing van de wettelijke rente en incassokosten is vereist dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. De overeenkomst voor de aanschaf en installatie van de accu’s wordt echter pas bij dit vonnis door de kantonrechter ontbonden. Daaruit volgt dat pas per datum van dit vonnis voor [gedaagde] een ongedaanmakingsverplichting ontstaat op grond van artikel 6:271 BW. [gedaagde] kan daarom nog niet in verzuim zijn met het nakomen van die ongedaanmakingsverplichting. Uit de bij dagvaarding bijgevoegde stukken blijkt verder niet dat [eiser] [gedaagde] eerder heeft aangemaand tot terugbetaling van de winterstallingskosten, zodat [gedaagde] ook ten aanzien van die som geen wettelijke rente of incassokosten verschuldigd is.
4.11.
[gedaagde] krijgt in deze procedure grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.196,97
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de overeenkomst tussen partijen voor de aanschaf en installatie van twee extra accu’s op de boot van [eiser] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.826,06;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.196,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de kosten van betekening als het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.A.M. Veraart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2025.