ECLI:NL:RBDHA:2025:11170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
NL25.13067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning als familie- of gezinslid

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’. De eisers, bestaande uit meerdere familieleden, hebben een beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, die hun aanvraag op 7 februari 2024 had afgewezen. De minister stelde dat er geen gezinsleven bestond tussen de referent en zijn meerderjarige broer en zussen, ondanks dat zij samenwoonden. De rechtbank heeft op 13 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen hechte persoonlijke banden waren tussen de referent en zijn broer en zussen, en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de eisers. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag in stand kon blijven, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eisers krijgen geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13067

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] (geboren [geboortedatum 1]),

[naam 2](geboren [geboortedatum 2]),
[naam 3]([geboortedatum 3]),
[naam 4]([geboortedatum 4]),
V-nummers: [mummers], eisers
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 5]’,referent.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 29 september 2022 hebben eisers aan aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 5]. [naam 5] (referent) is de zoon respectievelijk broer van eisers. Referent heeft verblijf in Nederland op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 7 februari 2024 afgewezen. In het primaire besluit heeft de minister overwogen dat referent onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat om die reden gezinsleven tussen hem en zijn moeder wordt aangenomen. Tussen referent en zijn broer en zussen wordt geen familie- en gezinsleven aangenomen, omdat volgens de minister tussen hen geen sprake is van hechte persoonlijke banden als bedoeld in paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Verder heeft de minister gemotiveerd dat de persoonlijke belangen van eisers en referent minder zwaar wegen dan de belangen van de Nederlandse Staat. Volgens de minister zijn de economische belangen en de restrictieve toelating hierbij doorslaggevend geweest.
2.2.
In het bestreden besluit van 19 februari 2025 heeft de minister het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. De minister heeft onder meer overwogen dat de samenwoning tussen referent en zijn broer en zussen tot aan het vertrek van referent niet betekent dat de band tussen hen zo bijzonder is dat deze de gebruikelijke omgang tussen de broers en zussen overstijgt. Ook heeft referent niet aannemelijk gemaakt dat hij de zorg voor zijn broer en zussen heeft overgenomen van zijn ouders. De belangenafweging valt in het nadeel van eisers uit omdat referent nu niet werkt, hij zijn gezinsleden niet volledig financieel zal kunnen onderhouden en aannemelijk is dat zijn moeder bij een eventuele overkomst naar Nederland een aanzienlijke tijd ten laste zal komen van de openbare kas. Ook is het volgens de minister aannemelijk dat eisers een groot beroep zullen gaan doen op de uit de algemene middelen gefinancierde faciliteiten, zoals onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur en dergelijke. Verder worden de belangen van Nederland beschermd door een restrictief toelatingsbeleid. Volgens de minister is de weigering om eisers verblijf in Nederland toe te staan niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, aldus het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Artikel 8 van het EVRM
4. Eisers voeren aan dat referent als jongvolwassene dient te worden aangemerkt, hij behoort feitelijk tot het gezin van eisers zodat ook zonder dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie conform het beleid van de minister gezinsleven moet worden aangenomen. Omdat sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM dient gezinshereniging te worden toegestaan.
4.2
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog. Daartoe overweegt de rechtbank dat de minister referent weliswaar aanmerkt als jongvolwassene en dat sprake is van gezinsleven met zijn moeder, maar dat geen gezinsleven bestaat tussen referent en zijn broer en zussen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op dit standpunt gesteld, omdat uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc 2000 volgt dat de minister aanneemt dat sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM wanneer het gaat om minderjarige broers en zussen, die bloedverwant zijn en in hetzelfde gezin hebben samengeleefd. Referent is echter meerderjarig en dus heeft de minister zich terecht op voornoemd standpunt gesteld. Dat de broer en zussen van referent tot het vertrek van referent hebben samengewoond en dat tussen de broer en zussen en hun moeder gezinsleven bestaat, maakt dat niet anders.
4.3
Uit de Vc 2000 volgt verder dat de minister familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen een minderjarig kind en meerderjarige broer of zus, als uit de feiten en omstandigheden volgt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat daar geen sprake van is. Het enkele feit dat referent altijd met zijn broer en zussen heeft samengewoond, maakt niet dat deze band daardoor zodanig bijzonder is dat deze de gebruikelijke omgang tussen de broers en zussen overstijgt. Ook is niet gebleken dat referent op enig moment een rol als verzorger ten aanzien van zijn broer en zussen op zich heeft genomen. Uit de verklaringen van referent blijkt immers alleen dat hij zijn moeder hielp met oppassen op de jongere broer en zussen. Ook heeft referent benoemd dat hij les gaf aan zijn broer en zussen omdat zij niet naar school kunnen. Referent had geen zorgtaken.
Belangenafweging
5. Ook voeren eisers aan dat de minister de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van referent en eisers heeft laten uitvallen. Zo geven eisers aan dat de uitoefening van het gezinsleven in het land van herkomst Jemen gezien de aan referent verleende asielvergunning niet mogelijk is. Ook in Egypte kan dit niet, omdat de moeder en haar kinderen daar geen legale verblijfsstatus hebben. Eisers merken bovendien op dat het telefonisch contact niet als uitoefening van gezinsleven kan worden gezien, zeker nu referent steeds tot aan zijn vertrek tot het gezin heeft behoord. Reeds dit belang dient zwaarder te wegen dan het met name economische belang van de minister. Dit klemt temeer, omdat de scheiding tussen referent en zijn moeder heel veel pijn en leed bezorgt. De moeder is door de gedwongen scheiding met haar zoon volledig van de kaart en zij is ook ziek. Referent stuurt bovendien regelmatig geld aan zijn familieleden. Eisers voeren ook aan dat de vermissing van hun vader de scheiding nog zwaarder maakt. Door de hevige burgeroorlog in Jemen is het niet goed mogelijk om bewijs van de vermissing te verkrijgen. Eisers verdienen het voordeel van de twijfel. Verder voeren eisers aan dat referent, maar ook de moeder en de kinderen, op korte termijn werk zullen gaan vinden. Er zal hooguit een korte periode een beroep op de openbare kas worden gedaan.
5.1
Ook dit betoog van eisers treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat de minister zich in het verweerschrift niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deugdelijk en inzichtelijk is gemotiveerd dat het bestaan van een objectieve belemmering weliswaar substantieel meeweegt in het voordeel van eisers en referent, maar dat dit er niet toe leidt dat de belangenafweging reeds om die reden in het voordeel van eisers en referent zou moeten uitvallen. Zo heeft de minister in het nadeel van eisers en referent kunnen betrekken dat tussen referent en zijn broer en zussen geen sprake is van hechte persoonlijke banden en dat zij invulling kunnen geven aan het gezinsleven door middel van moderne communicatiemiddelen, zoals zij dat nu ook doen. Ook heeft de minister bij de belangenafweging kunnen betrekken dat niet is gebleken dat Egypte een objectieve belemmering vormt om het gezinsleven daar uit te oefenen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de enkele stelling van eisers dat zij in Egypte geen legale verblijfsstatus hebben niet overeenkomt met de verklaring van referent dat hij geld stuurt als zij hun verblijfsvergunning moeten verlengen.
5.2
Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank aan het restrictieve toelatingsbeleid en het economische belang van de Nederlandse staat een zwaar gewicht kunnen toekennen. De rechtbank volgt de minister in het standpunt dat de stellingen van eisers betrekking hebben op onzekere toekomstige gebeurtenissen en daarom een speculatief karakter hebben. In zoverre heeft de minister terecht aangegeven dat referent een uitkering krachtens de Participatiewet geniet, zodat er geen enkele reden is om aan te nemen dat referent in staat zal zijn om (wezenlijk) bij te dragen aan de kosten die de overkomst van eisers naar Nederland met zich mee zal brengen (huisvesting, levensonderhoud et cetera). De betogen van referent en eisers dat de scheiding tussen referent en zijn moeder heel veel pijn en leed bezorgt en dat de vermissing van hun vader de scheiding nog zwaarder maakt, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat de minister zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de persoonlijke belangen van eisers en referent minder zwaar wegen dan de belangen van de Nederlandse staat.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Zij krijgen het griffierecht niet terug. Ook krijgen zij geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.