In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van het COa dat eiser een bedrag van € 3.183,62 aan eigen bijdrage in de kosten van zijn opvang is verschuldigd. Het COa heeft vastgesteld dat eiser met de uitbetaling van een dwangsom van € 15.000,– door de IND beschikt over eigen vermogen dat hoger is dan de vermogensgrens, waardoor hij een eigen bijdrage moet betalen voor de kosten van zijn opvang. Eiser is het hier niet mee eens en voert aan dat hij een deel van de ontvangen dwangsom aan een goed doel heeft geschonken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 april 2025, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet slagen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij aan een goed doel heeft geschonken en de rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken over vergelijkbare punten al zijn gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.