In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, waarna verzoekster bezwaar maakte en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van deze voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de spoedeisendheid van de situatie, besloten dat verzoekster niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de minister verboden om verzoekster uit te zetten. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 907,- toegekend aan verzoekster. De uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 en is openbaar gemaakt.