ECLI:NL:RBDHA:2025:11233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische nationaliteit op basis van geloofwaardigheid van politieke uitingen en detentie vanwege etniciteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 mei 2025, wordt het beroep van een Ethiopische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1989, had op 6 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de Minister van Asiel en Migratie op 27 februari 2025 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van de eiser over zijn politieke activiteiten en de vrees voor vervolging niet geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van achtervolging door de veiligheidsdiensten en dat zijn detentie op de universiteit niet leidt tot een gegronde vrees voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.