ECLI:NL:RBDHA:2025:11257
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling op basis van geloofwaardigheid en risico bij terugkeer
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Afghaanse vreemdeling, had op 25 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 22 januari 2025 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 3 april 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielmotieven van eiser ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij tot de Pashtun-bevolkingsgroep behoort en dat hij Afghanistan heeft verlaten vanwege herhaalde huisbezoeken door de Taliban, die op zoek waren naar zijn verdwenen broers. De rechtbank oordeelt dat de inconsistenties in eisers verklaringen over het tijdsverloop van de bezoeken van de Taliban en de redenen voor deze bezoeken niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Afghanistan vanuit een westers land. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.