ECLI:NL:RBDHA:2025:11262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
24/2094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de buitenbehandelingstelling van de aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering met ingang van 16 juni 2023. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft de aanvraag op 4 oktober 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet tijdig de gevraagde aanvullende gegevens had ingediend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de buitenbehandelingstelling gehandhaafd. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 behandeld. Eiseres voerde aan dat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar bijzondere omstandigheden, waaronder haar geestelijke gezondheid. De rechtbank oordeelt dat het college eiseres onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om haar aanvraag aan te vullen, gezien haar voorgeschiedenis en de omstandigheden waarin zij zich bevond. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het college moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, waarbij het ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college

(gemachtigde: H. Rietveld).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de buitenbehandelingstelling van de aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 4 oktober 2023 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering buiten behandeling gesteld. Met het besluit van 15 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de buitenbehandelingstelling gehandhaafd.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering met ingang van 16 juni 2023. Op het aanvraagformulier heeft eiseres onder meer vermeld dat zij gezamenlijk woont met andere familieleden, dat zij schulden heeft ter hoogte van € 24.000,- en heeft zij twee bankrekeningnummers gegeven met de saldi op die rekeningen.
3. Bij brief van 4 september 2023 heeft het college eiseres verzocht om vóór 18 september 2023 aanvullende gegevens te verstrekken. Eiseres heeft de stukken niet ingediend. Bij brief van 19 september 2023 heeft het college eiseres nogmaals verzocht om de gegevens vóór 3 oktober 2023 te verstrekken.
3.1.
Eiseres heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Dit heeft ertoe geleid dat het college de aanvraag met het primaire besluit buiten behandeling heeft gesteld.
3.2.
In haar bezwaarschrift heeft eiseres gevraagd om de aanvraag in behandeling te nemen. Zij heeft aangevoerd dat zij door haar slechte geestelijke gezondheid niet in staat was om stukken aan te leveren. Vanuit [instelling] heeft eiseres een verklaring van 6 november 2023 overgelegd waarin staat dat zij vanaf 17 oktober 2023 tot en met heden is opgenomen.
3.3.
Eiseres is van 17 oktober 2023 tot 13 november 2023 opgenomen geweest in een zorginstelling van [instelling] .
3.4.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres heeft het college haar bij e-mail van 24 november 2023 nogmaals in de gelegenheid gesteld om de aanvullende stukken in te leveren. Het betreft een kopie van haar legitimatiebewijs, een kopie van de zorgpolis in 2023 en een kopie van de bankafschriften van haar Nederlandse en Engelse bankrekening over de periode van 1 juni 2023 tot en met 25 augustus 2023. Eiseres diende de gegevens voor 5 december 2024 te verstrekken.
3.5.
Eiseres heeft de afschriften van haar Engelse bankrekening over de maanden juni, juli en augustus 2023 overgelegd. Ook heeft ze een kopie van haar legitimatiebewijs aangeleverd. Op 1 december 2023 heeft eiseres in haar e-mail aan het college laten weten geen zorgverzekering te hebben.
3.6.
Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de in bezwaar ingeleverde stukken onvoldoende zijn om op de aanvraag te beslissen. Het college heeft eiseres meerdere keren gevraagd de ontbrekende gegevens te verstrekken, maar eiseres heeft de stukken slechts gedeeltelijk overgelegd. Het recht op bijstand kan daarom niet worden beoordeeld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
Eiseres voert aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar bijzondere omstandigheden. Ten tijde van de aanvraag en in de herstelperiode was eiseres ziek en verward. Zij is opgenomen geweest in een zorginstelling. Haar ziektebeeld maakt dat zij niet in staat was om tijdig en volledig te reageren op de verzoeken van het college. Ook verkeerde eiseres in de veronderstelling dat zij op 1 december 2023 alle stukken had verstuurd. Daarnaast ondervond haar ING-app technische problemen waardoor het versturen van de bankafschriften bemoeilijkt werd, aldus eiseres.
4.2.
Een bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien de aanvrager onvoldoende gegevens of bescheiden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [1]
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college naar aanleiding van het bezwaar van eiseres zorgvuldig gehandeld door haar op 24 november 2023 opnieuw de kans te geven de stukken aan te leveren. Immers, voldoende aannemelijk is geworden dat eiseres geestelijk niet goed in staat was om te reageren op de voorafgaand aan het primaire besluit geboden inlever- en hersteltermijn.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres naar aanleiding van het verzoek van 24 november 2023 de afschriften van de Nederlandse bankrekening niet heeft ingeleverd.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank had het college gezien de voorgeschiedenis in dit geval eiseres vervolgens gelegenheid moeten geven voor herstel zodat zij alsnog de afschriften van de Nederlandse bankrekening kon indienen. Nu het college dat niet heeft gedaan is de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart bestaat er aanleiding voor het college om aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 50,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2793.