ECLI:NL:RBDHA:2025:11291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
24/5728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning energietoeslag 2023 en schadevergoeding bij onterecht afgewezen aanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om eenmalige energietoeslag 2023 op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen met het primaire besluit van 19 februari 2024, omdat eiseres naar het oordeel van het college onvoldoende informatie had verstrekt om haar recht op de energietoeslag vast te stellen. Eiseres had op 5 december 2023 een aanvraag ingediend en stelde dat zij geen inkomen had en leefde van haar eigen geld. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Volgens artikel 35 van de Pw is het mogelijk om voor het jaar 2023 categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen in de vorm van een eenmalige energietoeslag. De rechtbank stelt vast dat het enige criterium voor de toekenning van de energietoeslag de hoogte van het inkomen is, en dat de manier waarop iemand in zijn levensonderhoud voorziet niet relevant is. Aangezien vaststaat dat eiseres over het jaar 2023 geen inkomen had, heeft het college de aanvraag onterecht afgewezen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent eiseres een energietoeslag van € 800,- toe, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het college ook de proceskosten en het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Beleidsregel energietoeslag en de rechten van aanvragers onder de Participatiewet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: L.J. van der Zwart).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om eenmalige energietoeslag 2023 (energietoeslag) op grond van de Participatiewet (Pw).
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 19 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Artikel 35, vierde lid, onder b, van de Pw maakt het mogelijk om voor het jaar 2023 categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag. Ter invulling van deze bevoegdheid heeft de gemeente Den Haag de Beleidsregel energietoeslag Den Haag 2023 (Beleidsregel) vastgesteld waarin de voorwaarden voor toekenning van deze energietoeslag zijn opgenomen.
2. Eiseres heeft op 5 december 2023 een aanvraag ingediend voor de energietoeslag. Op het aanvraagformulier heeft zij aangegeven dat zij op dat moment geen inkomen had en leefde van haar eigen geld. Om dit te onderbouwen stuurde zij bankafschriften over de periode 4 september 2023 tot en met 3 december 2023 mee. Daarna stuurde zij ook nog bankafschriften toe van de veertien daaraan voorafgaande maanden.
3. Op 19 februari 2024 heeft het college de aanvraag met het primaire besluit afgewezen omdat eiseres de verzochte informatie niet aan het college heeft verstrekt en het college daarom niet kon vaststellen of eiseres recht had op de energietoeslag.
4. In bezwaar heeft eiseres het college alsnog van aanvullende informatie voorzien. Met het bestreden besluit is het college echter bij de afwijzing gebleven omdat de informatie die eiseres heeft verstrekt onvoldoende is om een duidelijk beeld vast te stellen van haar inkomenspositie. Daarmee heeft eiseres volgens het college niet aan de op haar rustende inlichtingenverplichting van artikel 17, van de Pw voldaan en kon het recht op energietoeslag niet worden vastgesteld.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres stelt zich kort gezegd op het standpunt dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de referteperiode geen inkomen had. Volgens eiseres is op basis van de Beleidsregel het enige criterium voor toekennen energietoeslag de vraag of eiseres inkomen had dat niet hoger was van 130% van de bijstandsnorm voor toekenning van € 800,- of niet hoger dan 150% van de bijstandsnorm voor de toekenning van € 400,-. Volgens artikel 3, derde lid, van de Beleidsregel is immers uitdrukkelijk bepaald dat bij het bepalen van de hoogte van het inkomen het vermogen niet wordt meegeteld. Aangezien eiseres geen inkomen had, verdiende zij dus 0% van de bijstandsnorm. Daarom had aan eiseres energietoeslag toegekend moeten worden.
6. Bovendien verzoekt eiseres om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
Wat oordeelt de rechtbank?
Energietoeslag 2023
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres over het jaar 2023 geen inkomen had. Hetgeen partijen verdeeld houdt is of eiseres had moeten aantonen op welke wijze zij heeft voorzien in haar levensonderhoud.
8. Volgens artikel 3 van de Beleidsregel is het enige vereiste voor de toekenning van energietoeslag het hebben van een laag inkomen of een lager middeninkomen. In het derde lid van dat artikel staat dat het vermogen niet wordt meegeteld als inkomen, tenzij de aanvrager uitsluitend in diens levensonderhoud voorziet door inkomen uit vermogen. Het enige criterium is derhalve de hoogte van het inkomen (uit vermogen). De manier waarop iemand in zijn levensonderhoud voorziet, is niet relevant voor de toekenning van de energietoeslag. Nu tussen partijen vaststaat dat eiseres geen inkomen had over het jaar 2023, heeft het college de aanvraag van eiseres ten onrechte afgewezen. De beroepsgrond slaagt.
Schadevergoeding
9. In het burgerlijk recht is bepaald dat bij een te late betaling van een geldbedrag alleen de wettelijke rente voor vergoeding in aanmerking komt. Artikel 6:119 BW bepaalt dat schadevergoeding die is verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad en CRvB brengt de strekking van deze bepaling mee dat de daarin aangewezen gefixeerde hoogte van de schade niet opzij kan worden gezet op de grond dat de rechthebbende meer schade heeft geleden dan overeenkomt met de wettelijke rente. [1] Met de vergoeding van de wettelijke rente wordt geacht alle schade, ontstaan door de vertraging in de voldoening van een geldsom, te zijn voldaan. Dit dient de rechtszekerheid en hanteerbaarheid van het recht op dit punt. Enerzijds hoeft de schuldeiser niet te bewijzen enige schade te hebben geleden, anderzijds kan geen hogere vergoeding gevorderd worden indien de schade meer dan het fixum zou belopen. Het voorgaande geldt ook indien het gaat om de te late betaling van een uitkering waarop iemand voor zijn levensonderhoud is aangewezen. [2]
10. Nu er sprake is van een onrechtmatig besluit en daarmee te late betaling, dient het college een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente aan eiseres te voldoen op grond van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de Beleidsregel. Dit betekent dat het college de aanvraag van eiseres om energietoeslag onterecht heeft afgewezen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
12. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat aan eiseres een energietoeslag van € 800,- dient te worden uitgekeerd, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek.
13. Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 mei 2024;
  • herroept het besluit van 19 februari 2024;
  • bepaalt dat het college aan eiseres energietoeslag 2023 dient toe te kennen van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2024 tot aan de datum van betaling en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 102,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T.H. Janssen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:HR:2005:AR0220 en ECLI:NL:CRVB:2012:BY6015