ECLI:NL:RBDHA:2025:11294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
23/3005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 juli 2025, zaaknummer 23/3005, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een energietoeslag ongegrond verklaard. Eisers, een echtpaar uit Gouda, hadden op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend op basis van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van Gouda had hun aanvraag op 31 oktober 2022 afgewezen, omdat hun inkomen boven de norm lag. Na bezwaar werd deze afwijzing op 11 april 2023 gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor de energietoeslag, omdat hun inkomen van € 2.040,98 boven de grens van € 1.945,- ligt. De rechtbank wijst ook op de wijziging van de Pw die gemeenten de bevoegdheid geeft om een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen, maar stelt vast dat eisers niet aan de voorwaarden voldoen.

Daarnaast hebben eisers verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de besluitvorming. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn is overschreden met 8 maanden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.000,- die ten laste van de Staat wordt uitgesproken. De rechtbank wijst het beroep van eisers af, maar kent hen wel een schadevergoeding toe voor de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, het college

(gemachtigde: [naam] ).
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eisers om een energietoeslag. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden komt de rechtbank tot het oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet wel aanleiding om een schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 31 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eisers om een energietoeslag afgewezen. Met het bestreden besluit van
11 april 2023 heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren [eiser] en [naam] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eisers hebben op 28 augustus 2022 een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend.
3.1.
Met het primaire besluit, gehandhaafd na bezwaar met het bestreden besluit, heeft het college de aanvraag afgewezen omdat eisers niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de energietoeslag voldoen. Het inkomen van eisers bedraagt € 2.040,98 en komt daarmee boven de grens van € 1.945,- uit. Het college ziet geen zeer dringende redenen om de energietoeslag desondanks toe te kennen. In de beslissing op bezwaar is het college tot de conclusie gekomen dat in het primaire besluit ten onrechte de pensioenvrijstelling is toegepast, waardoor het inkomen van eisers eigenlijk hoger is. Gelet op het verbod op ‘reformatio in peius’ (wat inhoudt dat eisers er door het bezwaar niet op achteruit mogen gaan) is het college uitgegaan van het voor eisers meest gunstige inkomen van € 2.040,98.
4. De rechtbank komt aan de hand van de beroepsgronden van eisers tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1.
Om categoriale verstrekking van de energietoeslag mogelijk te maken is artikel 35 van de Pw gewijzigd. [1] Op grond van het – toegevoegde – vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 ook bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of de betrokkene in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
4.2.
In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Pw in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, staat onder andere het volgende:
“Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in het jaar 2022 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Het feit dat de eenmalige energietoeslag onderdeel zal uitmaken van de categoriale bijzondere bijstand, betekent dat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vormgeving:
– het college bepaalt binnen het wettelijke kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag, hetgeen betekent dat het college bepaalt wat er onder een «laag inkomen» moet worden verstaan;
-het college bepaalt bij de formulering van de doelgroep of er groepen moeten worden uitgesloten van het recht op een eenmalige energietoeslag (bijvoorbeeld groepen waarvan vaststaat dat zij geen energierekening hebben, zoals personen die in een inrichting verblijven en dak- en thuislozen);
– het college bepaalt de hoogte van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.” [2]
en verder:
“De doelgroep van de eenmalige energietoeslag bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. In dit wetsvoorstel krijgt het college de bevoegdheid om zelf nader invulling te geven aan wat onder een «laag inkomen» moet worden verstaan. Het ligt daarbij voor de hand dat het college een inkomensgrens definieert in de vorm van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college kan daarbij aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijk minimabeleid. Gemeenten hoeven geen rekening te houden met de vermogenspositie van huishoudens. [3]
Bij iedere nadere invulling aan het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. De regering benadrukt dat voor deze huishoudens maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het bestaande kader van de individuele bijzondere bijstand.”
4.3.
Wanneer een betrokkene recht heeft op de energietoeslag heeft het college uitgewerkt in de Tijdelijke beleidsregels Eenmalige energietoeslag lage inkomens (de beleidsregels). Uit artikel 3, eerste lid van de beleidsregels volgt dat de eenmalige energietoeslag bedoeld is voor mensen met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag).
4.4.
Eisers voeren ten eerste aan dat het college ten onrechte niet de norm voor een pensioengerechtigde heeft toegepast. Eiser ontvangt op grond van de CAO van Shell namelijk pensioen, ook al heeft hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
4.5.
Ingevolge artikel 1, sub m, van de Pw is de pensioengerechtigde leeftijd de leeftijd die geldt volgens artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, namelijk 66 jaar en zeven maanden (in 2022).
4.6.
Gelet hierop is het college in geval van eisers terecht uitgegaan van 130% van de bijstandsnorm voor degene van 21 jaar of ouder die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Op het moment van de aanvraag hadden eisers namelijk nog niet de pensioengerechtigde leeftijd – zoals bedoeld in de Pw – bereikt. De stelling dat eiser volgens de CAO van Shell wel pensioengerechtigd is, maakt dit niet anders. Het college heeft namelijk terecht de wettelijke systematiek van de Pw van toepassing geacht. De voor eisers geldende inkomensgrens bedraagt derhalve € 1.945,-.
4.7.
Het gezamenlijke maandelijks inkomen van eisers in de referteperiode is als volgt opgebouwd:
Pensioen dhr. [eiser] € 175,40,
WAO-uitkering mw. [eiseres] € 1.581,60,
ADP-uitkering mw. [eiseres] € 326,98,
Totaal € 2.083,98.
Rekening houdend met de vrijlating van het pensioen tot een bedrag van € 43,-, zoals het college in het primaire besluit heeft gedaan, bedraagt het inkomen van eisers € 2.040,98. Dit is meer dan de voor hen geldende inkomensgrens van € 1.945,-. Hieruit volgt dat eisers niet in aanmerking komen voor de energietoeslag.
4.8.
Eisers voeren aan dat de berekeningswijze van het inkomen niet klopt, omdat er ten onrechte geen rekening is gehouden met de vakantietoeslag die eiser maandelijks bij zijn pensioen ontvangt.
4.9.
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers pas in de aanvullende gronden in beroep de brief van het pensioenfonds van 10 augustus 2023 hebben overgelegd. Hieruit blijkt dat het pensioenfonds maandelijks een vakantietoeslag uitkeert. Echter, ook wanneer rekening wordt gehouden met de vakantietoeslag van 8% op het pensioen van € 175,- komt het inkomen nog steeds € 83,01 boven de inkomensgrens uit. Deze later ingebrachte informatie kan dus niet tot het oordeel leiden dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat eisers niet voor de energietoeslag in aanmerking komen.
4.10.
Eisers voeren verder aan dat het college met toepassing van de hardheidsclausule uit de beleidsregels toch tot verlening van de energietoeslag over had moeten gaan.
4.11.
Op grond van artikel 10 van de beleidsregels kan het college gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval en indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken in afwijking van de beleidsregels een eenmalige energietoeslag verstrekken aan iemand die daarvoor niet in aanmerking komt.
4.12.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er in hun geval sprake is van zeer dringende redenen. Het enkele feit dat het inkomen van eisers boven de voor hen geldende norm uit komt, maakt niet dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. De hardheidsclausule is, zoals de gemachtigde van het college op zitting heeft toegelicht, niet bedoeld om de normen ten aanzien van de inkomensgrens op te rekken, maar om in bepaalde individuele gevallen geen strikte toepassing te geven aan die inkomensgrens, omdat in die gevallen mogelijk sprake is van bijzondere omstandigheden die bij het opstellen van de beleidsregels niet zijn voorzien, en die maken dat het toekennen van de eenmalige energietoeslag toch gerechtvaardigd is. Voor zover eisers aanvoeren dat zij ten tijde van belang buitensporig hoge energiekosten hadden hebben zij hun betoog dienaangaande onvoldoende onderbouwd. Het maandelijkse energierapport met een totaalbedrag van € 679,42 dat door eisers is overgelegd ziet enkel op de maand december 2022. De stelling van eisers dat het college vanwege hun medische situatie het bestaan van zeer dringende redenen had moeten aannemen is niet onderbouwd. Andere bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Ook bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn
6. Eisers hebben de rechtbank om een schadevergoeding verzocht omdat de besluitvorming zo lang heeft geduurd dat daarmee de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden.
6.1.
De behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepstermijn sprake is, mag maximaal twee jaar duren. Daarbij is een termijn van zes maanden voor de behandeling van het bezwaar en een termijn van anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep redelijk. De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het bezwaarschrift door het college is ontvangen en loopt door tot de datum waarop de rechtbank in eerste aanleg (eind)uitspraak heeft gedaan. De schadevergoeding bedraagt
€ 500,- per overschrijding van een half jaar, naar boven afgerond.
6.2.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 10 november 2022, de datum waarop eisers bezwaar hebben ingediend tegen het primaire besluit. Dit betekent dat de redelijke termijn op 10 november 2024 afliep. Gelet op de datum van deze uitspraak is de redelijke termijn overschreden met (afgerond naar boven) 8 maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.000,-. De overschrijding van de redelijke termijn heeft in de rechterlijke fase plaatsgevonden. De schadevergoeding moet daarom ten laste van de Staat worden uitgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,- aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Leichel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze wijziging is in werking getreden op 26 augustus 2022: Staatsblad 2022, 321.
2.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 4.
3.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 5.