ECLI:NL:RBDHA:2025:11303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
23/5882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de opschorting van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser met het besluit van 15 maart 2023 opgeschort, omdat eiser niet de gevraagde gegevens heeft gestuurd en geen contact heeft opgenomen met het college. Met het besluit van 10 juli 2023 heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bijstandsuitkering inmiddels is ingetrokken, waardoor hij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de opschorting. Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het intrekkingsbesluit van 29 maart 2023, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. Aangezien het intrekkingsbesluit is gevolgd door een opschortingsbesluit, is er in beginsel geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het opschortingsbesluit. Het college heeft daarom het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. L.J. van der Zwart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
2. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser met het besluit van 15 maart 2023 (het primaire besluit) opgeschort met ingang van 1 maart 2023, omdat eiser niet de gevraagde gegevens heeft gestuurd en geen contact heeft opgenomen met het college. Met het besluit van 10 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat de bijstandsuitkering van eiser inmiddels is ingetrokken waardoor hij geen procesbelang meer heeft bij beoordeling van de opschorting. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Eiser ontving vanaf 1 januari 2020 een bijstandsuitkering. Op 13 december 2022 heeft eiser bij het college gemeld dat hij een erfenis heeft ontvangen. Met de brief van 1 maart 2023 heeft het college om informatie verzocht. Tevens is bij brief van 1 maart 2023 de uitkering van eiser tijdelijk stopgezet. Vanwege het uitblijven van de gevraagde gegevens, heeft het college de bijstandsuitkering van eiser met het besluit van 15 maart 2023 tijdelijk opgeschort. Met het besluit van 29 maart 2023 heeft het college de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken per 1 maart 2023 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het intrekkingsbesluit van 29 maart 2023. Dit heeft het college bij brief van 1 augustus 2023 desgevraagd aan de rechtbank medegedeeld. Het intrekkingsbesluit is daarom in rechte vast komen te staan.
4.3.
Wanneer een opschortingsbesluit is gevolgd door een met toepassing van artikel 54, vierde lid van de Pw, genomen intrekkingsbesluit dat in rechte vaststaat, zoals in geval van eiser, is er in beginsel geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het opschortingsbesluit. Nu het college het recht op bijstand heeft ingetrokken met ingang van de opschortingsdatum, heeft het beroep tegen de opschorting namelijk geen feitelijke betekenis meer. [1] Het college heeft daarom het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1088.