ECLI:NL:RBDHA:2025:11304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C09/684953 JE RK 25-840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [de minderjarige] niet voldoende in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen, vanwege haar eigen problematiek en het gebrek aan samenwerking met hulpverlening. De moeder heeft aangegeven hulp nodig te hebben bij het opbouwen van contact met [de minderjarige], maar de kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie van de minderjarige, die in een pleeggezin verblijft, prioriteit heeft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 juni 2026, met de beslissing dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. De kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] en het feit dat de moeder niet in staat is om de benodigde zorg en stabiliteit te bieden. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/684953 / JE RK 25-840
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de pleegmoeder],
hierna te noemen de pleegmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de pleegvader],
hierna te noemen de pleegvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna gezamenlijk te noemen de pleegouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 mei 2025;
  • het rapport van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) van 13 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • de pleegouders;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 30 juni 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 juni 2024 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 30 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Hoewel er het afgelopen jaar is geprobeerd om verschillende vormen van hulpverlening in te zetten, werkt de moeder hier niet aan mee en komt zij verschillende afspraken niet na. De moeder wil graag maar het lukt haar niet om voldoende fysiek en emotioneel beschikbaar te zijn voor [de minderjarige] . Gelet op haar belaste verleden en opgelopen trauma, is het van belang dat de moeder eerst individuele hulpverlening krijgt, voordat zij voldoende beschikbaar kan zijn voor [de minderjarige] . De bezoekmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] zijn de afgelopen periode met regelmaat niet doorgegaan. [de minderjarige] kan hierdoor niet vertrouwen op de moeder. Daarnaast wordt gezien dat het de moeder niet lukt om aan te sluiten bij de behoeften van [de minderjarige] . De bezoekmomenten zijn teruggebracht naar één keer per week, omdat [de minderjarige] meerdere keren heeft aangegeven dat hij niet bij de moeder op bezoek wil. Gezien werd dat [de minderjarige] voor de bezoekmomenten veel stress en spanning ervaart. Nadat een bezoekmoment na schooltijd niet goed is verlopen, is besloten om de bezoekmomenten tijdelijk stop te zetten. De komende periode zal onderzocht worden hoe de contactmomenten met de moeder op een goede manier weer kunnen worden opgebouwd, waarbij het welzijn van [de minderjarige] voorop staat. Daarnaast is er op dit moment ook geen contact tussen [de minderjarige] en zijn halfbroer. Het komende jaar zal er aandacht voor zijn om dit weer op te bouwen. Voor [de minderjarige] zijn inmiddels verschillende vormen van hulpverlening ingezet en hij is gestart op het speciaal onderwijs. Het afgelopen jaar is onderzocht of een terugplaatsing bij de moeder haalbaar is. Nu een structurele verandering uitblijft is de gecertificeerde instelling van mening dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de moeder ligt, maar bij het huidige pleeggezin. Het komende jaar zal er gekeken worden naar een passende vervolgstap. Gelet op het voorgaande is de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij hulp nodig heeft bij het vormgeven van de contactmomenten met [de minderjarige] . Er is op dit moment geen contact tussen de moeder en [de minderjarige] . De moeder hoopt het contact weer op te kunnen bouwen via kleine stapjes, zoals het versturen van kaartjes en foto’s via de post.
4.2.
De pleegouders staan achter het verzoek. Ter zitting heeft de pleegmoeder een brief voorgelezen waarin zij – kort samengevat – naar voren heeft gebracht dat de opdracht vanuit de rechtbank om terug te werken richting een thuisplaatsing veel heeft gevraagd van [de minderjarige] en de moeder. [de minderjarige] is meerdere keren blootgesteld aan onduidelijkheid en teleurstellingen in het contact met de moeder. Hierdoor is zijn grens meerdere keren overschreden. Daarnaast hebben zowel de moeder als [de minderjarige] niet de juiste hulpverlening en begeleiding ontvangen, omdat deze niet werd ingezet of voortijdig werd afgebroken.
De pleegouders hopen dat de contactmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder op een goede manier weer opgebouwd kunnen worden, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Op school vertoont [de minderjarige] problematisch gedrag, waardoor hij wordt belemmerd in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Eind mei 2025 is [de minderjarige] daarom gestart op een school voor speciaal onderwijs. Daarnaast is hij gestart op een zorgboerderij en staat hij op de wachtlijst voor een breed onderzoek bij YOUZ. Het afgelopen jaar zijn de bezoekmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder niet goed verlopen. De bezoeken zijn verschillende keren niet doorgegaan en leveren veel spanning en onzekerheid op voor [de minderjarige] . Voorafgaand aan een bezoekmoment ervaart hij veel stress en spanning en krijgt hij zelfs fysieke klachten.
Dit heeft ertoe geleid dat de bezoekmomenten op dit moment zijn stopgezet. De komende periode zal er gekeken worden hoe het contact tussen [de minderjarige] en de moeder weer opgebouwd kan worden, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat en leidend is in het tempo waarop dit zal gebeuren. Het afgelopen jaar zijn verschillende vormen van hulpverlening ingezet om te onderzoeken of een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder haalbaar is. Dit heeft echter niet tot een structurele verandering geleid, nu het de moeder niet lukt om hieraan mee te werken. Vanwege haar eigen problematiek is de moeder onvoldoende fysiek en emotioneel beschikbaar voor [de minderjarige] . Zij kan hem daardoor niet de voorspelbaarheid bieden waar hij op dit moment behoefte aan heeft. Volgens de gecertificeerde instelling ligt het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de moeder maar bij het pleeggezin en is een thuisplaatsing daarom niet meer haalbaar. [de minderjarige] verblijft sinds augustus 2023 in het huidige pleeggezin, hij doet het daar goed en hij wil daar blijven. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van een jaar.
5.2.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 30 juni 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 juni 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. E. van Die, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en op schrift gesteld op 26 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.