ECLI:NL:RBDHA:2025:11311
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2025, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van de verzoekers, die aanspraak wilden maken op tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Op 7 augustus 2023 hebben de verzoekers hun aanvraag ingediend, maar op dezelfde dag is besloten dat zij niet in aanmerking komen voor deze bescherming. Hiertegen hebben zij bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. De verzoekers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, dat bekend staat onder zaaknummer NL24.11519.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om voorlopige voorziening op 12 juni 2025 behandeld. De gemachtigde van de minister was aanwezig, maar de verzoekers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.