ECLI:NL:RBDHA:2025:11323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
25-2513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom en omgevingsvergunning voor luchtbehandelingskasten op school

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2025 uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen van een stichting tegen twee lasten onder dwangsom, een invorderingsbeschikking en de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van luchtbehandelingskasten op daken van een school. De stichting verzocht om voorlopige voorzieningen omdat zij het niet eens was met de opgelegde lasten en de weigering van de vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de stichting had bevestigd dat betaling van de dwangsom geen financiële problemen zou opleveren en dat de betaalde dwangsom terugbetaald zou worden als in de bodemprocedure zou blijken dat de invordering onrechtmatig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, en de bestreden besluiten werden niet geschorst. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 25/2513 en 25/2476

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2025 in de zaken tussen

Stichting [verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Zwinkels),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde-partij] , te [woonplaats] .

Samenvatting

1. Deze uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening gaat over twee lasten onder dwangsom die het college aan verzoekster heeft opgelegd, een invorderingsbeschikking en de weigering van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van twee luchtbehandelingskasten. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om voorlopige voorzieningen en voert daartoe een aantal gronden aan.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Het college heeft met het besluit van 14 juli 2021 verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder omgevingsvergunning plaatsen van twee luchtbehandelingskasten op het dak van het monumentale schoolgebouw aan de [adres] te [plaats] .
Met het besluit van 21 oktober 2021 heeft het college deze dwangsom ingevorderd.
Het college heeft met het besluit van 24 november 2021 verzoekster wederom een last onder dwangsom opgelegd voor dezelfde overtreding.
Met het besluit van 8 juni 2022 heeft het college de door verzoekster gevraagde omgevingsvergunning voor het plaatsen van de twee luchtbehandelingskasten met bijbehorende schermen geweigerd.
In het bestreden besluit van 19 februari 2025 heeft het college het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 8 juni 2022 ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (zaak SGR 25/2477) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (zaak SGR 25/2476).
In het bestreden besluit van 21 februari 2025 heeft het college – voor zover hier van
belang – het bezwaar van verzoekster tegen de lasten onder dwangsom van 14 juli 2021 en 24 november 2021 en tegen de invorderingsbeschikking van 21 oktober 2021ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (zaak SGR 25/2514) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (zaak SGR 25/2513).
Verzoekster heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 20 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, vergezeld door [naam] , en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Daarvan is onder meer sprake als zonder het treffen van een voorlopige voorziening sprake zal zijn van onomkeerbare gevolgen die met zich meebrengen dat de uitkomst van de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht. Hieronder zal de voorzieningenrechter beoordelen of verzoekster een voldoende spoedeisend belang heeft bij de ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening.
De weigering van de omgevingsvergunning
4. Ter zitting heeft verzoekster met betrekking tot het bestreden besluit van 19 februari 2025 nader toegelicht dat zij graag snel duidelijkheid wil over deze kwestie, gelet ook op diverse handhavingsprocedures die zijn en worden gevoerd en ter voorkoming van eventuele nieuwe handhavingsverzoeken.
4.1.
De voorzieningenrechter begrijpt de wens van verzoekster om snel duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van het besluit van het college om voor de luchtbehandelingskasten geen omgevingsvergunning te verlenen, maar die wens levert geen voldoende spoedeisend belang op. Niet gebleken is dat niet van verzoekster kan worden gevergd dat de uitkomst van de bodemprocedure wordt afgewacht. De lopende handhavingsprocedures en de vrees voor eventuele toekomstige handhavingsverzoeken zijn hiervoor niet voldoende. De voorzieningenrechter kan in deze procedure niet vooruitlopen op eventuele toekomstige besluitvorming. Mocht het komen tot nieuwe handhavingsbesluiten, dan kan verzoekster daartegen rechtsmiddelen aanwenden. Overigens blijkt uit een door verzoekster overgelegd besluit van 22 januari 2025 dat het college een nieuw verzoek om een last onder dwangsom op te leggen heeft afgewezen. Daarnaast is ter zitting namens het college bevestigd dat ook niet met bestuursdwang zal worden opgetreden tot na de uitspraak in de bodemprocedure.
De handhavingsbesluiten en de invorderingsbeschikking
5. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat zij op grond van het bestreden besluit van 21 februari 2025 de twee luchtbehandelingskasten – die reeds in 2018 zijn geplaatst – van het dak van de school moet verwijderen, waardoor 24 leslokalen en 5 kantoorruimtes niet meer aan de wettelijke eisen voor luchtverversing voldoen en de school voor een groot deel niet meer gebruikt kan worden.
5.1.
Ten aanzien van de last onder dwangsom van 14 juli 2021 en de invorderingsbeschikking van 21 oktober 2021 overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Niet in geschil is dat de begunstigingstermijn van deze last onder dwangsom inmiddels is verstreken en dat niet aan de opgelegde last is voldaan. Dat betekent dat de opgelegde last is uitgewerkt. Het college heeft aangenomen dat de dwangsom die met het besluit van 14 juli 2021 was opgelegd, is verbeurd. Het college heeft de verbeurde dwangsom ingevorderd en ter zitting is vastgesteld dat deze dwangsom inmiddels door verzoekster is betaald. Ook de invorderingsbeschikking is daarmee uitgewerkt. Dit betekent dat met betrekking tot deze beide besluiten geen voldoende spoedeisend belang aanwezig is.
6. Ten aanzien van de last onder dwangsom die is opgelegd met het besluit van 24 november 2021 is evenmin in geschil dat de begunstigingstermijn is verstreken en dat niet aan de last is voldaan. Het college neemt het standpunt in dat ook deze dwangsom daarom is verbeurd. Ter zitting is vastgesteld dat nog geen invorderingsbeschikking is genomen.
7. Verzoekster betoogt dat haar spoedeisend belang is gelegen in het voorkomen van invordering van de beweerdelijk verbeurde dwangsom. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het voorkomen van invordering van een verbeurde dwangsom een spoedeisend belang opleveren, maar is dat in dit geval niet aan de orde. Namens verzoekster is ter zitting desgevraagd bevestigd dat eventuele betaling van deze dwangsom niet zal leiden tot financiële problemen. Daarnaast is van belang dat, mocht in de bodemprocedure worden geoordeeld dat invordering van de dwangsom onrechtmatig was, de betaalde dwangsom moet worden terugbetaald.
Voor zover verzoekster ter zitting heeft toegelicht dat zij vreest voor nieuwe handhavingsbesluiten, mogelijk in de vorm van een last onder bestuursdwang, levert dat evenmin spoedeisend belang op. Hierbij geldt in de eerste plaats dat schorsing van de nu voorliggende handhavingsbesluiten hierin geen verandering zou brengen, omdat een schorsing van deze besluiten geen gevolgen heeft voor de bevoegdheid van het college om opnieuw handhavend op te treden. Bovendien blijkt, zoals hiervoor al is overwogen, uit het dossier dat het college op 22 januari 2025 een nieuw verzoek om het opleggen van een last onder dwangsom heeft afgewezen en heeft het college ter zitting bevestigd dat de uitkomst van de bodemprocedure zal worden afgewacht alvorens eventueel een last onder bestuursdwang zal worden opgelegd.
Slotsom
8. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een situatie waarin zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen voordat de rechtbank uitspraak doet in de bodemprocedure. Daarom is geen sprake van een spoedeisend belang.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat de bestreden besluiten niet worden geschorst. Voor vergoeding van griffierechten of een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.