In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2025 uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen van een stichting tegen twee lasten onder dwangsom, een invorderingsbeschikking en de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van luchtbehandelingskasten op daken van een school. De stichting verzocht om voorlopige voorzieningen omdat zij het niet eens was met de opgelegde lasten en de weigering van de vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de stichting had bevestigd dat betaling van de dwangsom geen financiële problemen zou opleveren en dat de betaalde dwangsom terugbetaald zou worden als in de bodemprocedure zou blijken dat de invordering onrechtmatig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, en de bestreden besluiten werden niet geschorst. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.