ECLI:NL:RBDHA:2025:11362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
NL25.8504 en NL25.8505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Ghanese vrouw, heeft op 26 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 18 februari 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 7 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het medisch advies pas na het nader gehoor is uitgebracht, waardoor verweerder geen rekening heeft kunnen houden met de medische beperkingen van eiseres. Dit leidt tot de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten vastgesteld op € 2.721,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep van eiseres heeft beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.8504 en NL25.8505
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 26 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van
18 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, H. Abdullah als tolk en de gemachtigde van verweerder.
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing niet in stand kan blijven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op onvoldoende zorgvuldige wijze heeft voorbereid. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [datum] 2003. Eiseres heeft in Ghana problemen gekregen nadat zij tegen haar ouders had verteld dat zij lesbisch is. Eiseres is vastgehouden, mishandeld en gestoken met een mes.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Problemen vanwege homoseksualiteit
4.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres worden door verweerder geloofwaardig geacht. De problemen die zij heeft gekregen vanwege haar homoseksualiteit worden niet geloofwaardig geacht.
Problemen vanwege homoseksualiteit
4.2.
De door eiseres gestelde problemen vanwege haar homoseksualiteit worden door verweerder niet geloofwaardig geacht omdat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De verklaringen van eiseres zijn volgens verweerder onvoldoende inzichtelijk en onpersoonlijk. Eiseres heeft bovendien summier en oppervlakkig verklaard over haar eerste gevoelens voor vrouwen. Verder zijn de verklaringen van eiseres over haar relatie met een vrouw in Ghana oppervlakkig en zijn haar verklaringen over haar huidige relatie met een Spaanse vrouw wisselend, oppervlakkig en onsamenhangend. Ook zijn de verklaringen van eiseres over haar omgeving en homoseksualiteit onsamenhangend en zijn haar verklaringen over LHBTI in Nederland summier. Ten slotte zijn ook de verklaringen van eiseres over haar problemen die zijn ontstaan vanwege haar seksuele gerichtheid onsamenhangend en summier. Eiseres voldoet daarmee niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Kennelijk ongegrond
4.3.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid aanhef en onder d van de Vw.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft verweerder het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid?
5. Eiseres voert aan dat op 5 november 2024 het nader gehoor heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft pas op 21 januari 2025 een medisch onderzoek plaatsgevonden om te onderzoeken of er medische beperkingen zijn die van invloed kunnen zijn op het nader gehoor. Uit het medisch advies blijkt dat eiseres moeite heeft met het uitdrukken van gevoelens en emoties. Zij kan last ervaren van spanning en stress wanneer beladen gebeurtenissen ter sprake komen. Zij dient dan ook ondersteunend benaderd te worden en wanneer nodig moet een pauze worden aangeboden. Verweerder heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden. Ook is er geen medisch advies uitgebracht over de wijze waarop bij het beslissen op de aanvraag rekening gehouden moet worden met de medische beperkingen van eiseres.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Het medisch advies is pas uitgebracht nadat het nader gehoor al had plaatsgevonden. Bovendien blijkt uit het medisch advies dat er beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen. Omdat het medisch onderzoek na het nader gehoor heeft plaatsgevonden, heeft verweerder geen rekening kunnen houden met deze beperkingen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt ook niet dat verweerder voldoende (kenbaar) rekening heeft gehouden met de medische beperkingen die uit het medisch advies volgen. De stelling van verweerder dat achteraf bezien hier voldoende rekening mee is gehouden, volgt de rechtbank dan ook niet.
5.2.
Verweerder heeft gesteld dat voorafgaand aan het nader gehoor een medisch onderzoek met eiseres stond ingepland, maar dat zij niet is verschenen omdat zij ziek was. Eiseres betwist echter dat zij voor dit medisch onderzoek is opgeroepen. De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven wat de reden is geweest dat het medisch onderzoek niet is doorgegaan. Het lag namelijk sowieso op de weg van verweerder om te wachten met het nader gehoor totdat het medisch onderzoek had plaatsgevonden. Omdat dit niet is gebeurd, en eiseres ook niet opnieuw is gehoord nadat het medisch advies is uitgebracht, is er sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres ook terecht aangevoerd dat uit het medisch advies niet blijkt op welke wijze bij het beslissen op de aanvraag rekening moet worden gehouden met de medische beperkingen van eiseres, terwijl Werkinstructie 2024/9 dit wel voorschrijft. Deze werkinstructie vermeldt immers dat het doel van het medisch advies tweeledig is. Ten eerste het vaststellen van eventuele functionele beperkingen bij vreemdelingen die voortkomen uit medische problematiek en die zouden kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas en ten tweede het adviseren van de IND over deze beperkingen bij de gehoren en het beslissen op de asielaanvraag. Omdat in het medisch advies van 21 januari 2025 niet wordt geadviseerd over de wijze waarop verweerder bij het beslissen rekening dient te houden met de geconstateerde beperkingen, is het advies onvolledig. Daarom kan het medisch advies niet zonder nadere motivering aan het besluit op de asielaanvraag van eiseres ten grondslag worden gelegd. Ook hier is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
5.4.
De hiervoor geconstateerde (zorgvuldigheids)gebreken kunnen niet worden gepasseerd omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. Uit de besluitvorming blijkt namelijk dat verweerder de verklaringen van eiseres over haar persoonlijke gedachtes en gevoelens doorslaggevend heeft geacht bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en de geconstateerde zorgvuldigheidsgebreken juist hierover gaan.
5.5.
Uit het bovenstaande volgt dat verweerder eiseres opnieuw zal moeten horen met inachtneming van de medische beperkingen die volgen uit het medisch advies. Ook dient verweerder een medisch advies op te vragen over de wijze waarop bij het beslissen rekening gehouden moet worden met de medische beperkingen van eiseres. De rechtbank komt daarom niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens schending van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7. Nu met deze uitspraak op het beroep van eiseres is beslist, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe wordt daarom afgewezen.
8. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 februari 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. van Kampen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.