ECLI:NL:RBDHA:2025:11387
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 8 april 2025. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 30 april 2025, en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode daarna.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat er nog geen laissez passer (lp) is afgegeven en er onduidelijkheid bestaat over wanneer hij aan de Algerijnse autoriteiten zal worden gepresenteerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen lp binnen een redelijke termijn zal worden afgegeven. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting, wat zijn situatie niet heeft bevorderd.
Daarnaast heeft eiser gesteld dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de minister voldoende inspanningen heeft verricht, zoals het voeren van maandelijkse vertrekgesprekken en het rappelleren van de lp-aanvraag. Eiser's argument dat een lichter middel, zoals een meldplicht of borgtocht, had moeten worden toegepast, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.