ECLI:NL:RBDHA:2025:11420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser in verband met Dublinverordening en risico op behandeling in Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 4 maart 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De eiser had weliswaar verklaard dat hij een document had ondertekend waarin hij afstand deed van leefgeld en medische zorg, maar deze verklaring was niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had gesteld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen hoefde te worden en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. F.A. Groeneveld, in aanwezigheid van griffier mr. D.J. Bes.