Overwegingen
1. Eiser heeft op 16 september 2022 aangifte Bpm gedaan ter zake van een Ford Kuga (de auto). Datum eerste toelating van de auto is 21 oktober 2019.
2. Tot de stukken van het geding behoort een Expertiseverslag van [taxateur] (de taxateur). De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde bepaald op € 6.000. Daartoe heeft hij de Xray-koerslijstwaarde van een ex-rental (€ 18.487) als uitgangspunt genomen en daarop een waardevermindering wegens schade en schadeverleden toegepast.
3. In de aangifte is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 57.405 en een handelsinkoopwaarde van € 6.000. De volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedraagt € 2.376 en is op aangifte voldaan.
4. De naheffingsaanslag Bpm bedraagt € 7.591. Bij de vaststelling van de naheffingsaanslag is uitgegaan van de forfaitaire tabel.
5. Bij zijn beroepschrift heeft eiser een afschrift van een factuur overgelegd. Uit deze factuur volgt dat hij de auto op 15 augustus 2022 heeft gekocht voor € 12.941,18 (exclusief Btw en Bpm). Tevens heeft eiser een afschrift van een door Leaseplan Deutschland GmbH opgesteld Tankkartenüberlassungsvertrag overgelegd.
6. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag is opgelegd.
7. Eiser stelt dat de uitspraak op bezwaar mogelijk onbevoegd is gedaan omdat niet kan worden uitgesloten dat naheffingsaanslag en uitspraak op bezwaar door dezelfde persoon zijn opgelegd dan wel gedaan. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft met gebruikersnaam-gegevens onderbouwd dat andere medewerkers van de belastingdienst dan degene die de uitspraak op bezwaar heeft gedaan, de kennisgeving- en mededeling naheffingsaanslag hebben opgevoerd en de naheffingsaanslag hebben behandeld. Artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dan ook niet geschonden.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de door de taxateur bepaalde handelsinkoopwaarde niet goed bruikbaar voor de heffing van Bpm. In het spraakgebruik wordt met verhuur van auto’s geduid op kortstondige ter beschikkingstelling tegen betaling aan derden. Lease wordt in het algemeen gebruikt voor de ter beschikking stelling voor langere tijd aan dezelfde persoon of personen, dat kan tegen betaling van een vast bedrag, maar ook bijvoorbeeld als onderdeel van arbeidsvoorwaarden. Dat de auto een verleden als lease-auto heeft, maakt dan ook niet dat de koerslijstwaarde van een ex-rental als uitgangspunt voor de waardebepaling kan worden gebruikt. Voorts strookt de door de taxateur bepaalde handelsinkoopwaarde niet met de prijs die eiser voor de auto heeft betaald en biedt het expertiseverslag onvoldoende houvast voor de in aanmerking genomen waardevermindering wegens schade en schadeverleden.
9. Het staat eiser in beginsel vrij om in beroep te kiezen voor een andere in of bij de Wet voorziene methode ter bepaling van de vermindering – in dit geval de koerslijstmethode – dan waarvan bij de aangifte is uitgegaan. Dat neemt evenwel niet weg dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat de belastingplichtige die stelt recht te hebben op een vermindering van belasting, de daarvoor benodigde feiten moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. Zoals hiervoor is overwogen heeft de auto geen huurverleden zodat de koerslijstwaarde van een ex-rental niet bruikbaar is. Voor het meer subsidiaire standpunt van eiser dat op de bovengenoemde Xray-koerslijstwaarde van een ex-rental een bijtelling van 3% wordt toegepast om tot de koerslijstwaarde van een non-rental te komen, ontbreekt iedere grondslag.
10. Voorafgaande aan de zitting bij de rechtbank heeft eiser door Xray een historische koerslijst van een Ford Kuga non-rental laten opstellen. De daarop aangegeven koerslijstwaarde bedraagt € 20.282. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat deze koerslijst bruikbaar is. De koerslijst heeft een looptijd die verstrijkt voor de datum eerste toelating van de auto. Daarnaast is voor de auto een veel hogere CO2-uitstoot gemeten dan voor het koerslijstvoertuig en verschillen het vermogen en de opties van beide voertuigen.
11. Dat betekent dat toepassing van de koerslijstmethode in de onderhavige zaak niet mogelijk is wegens het ontbreken van een geschikte koerslijst. Verweerder heeft de naheffingsaanslag dan ook terecht vastgesteld aan de hand van de forfaitaire tabel.
12. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden ingediend. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
13. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht en niet naar een te hoog bedrag opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
14. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslag op 28 juli 2023 ontvangen en de rechtbank doet uitspraak op 30 juni 2025. Van overschrijding van de redelijke termijn is dan ook geen sprake.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
Afschrift verzonden aan partijen op: