ECLI:NL:RBDHA:2025:11424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23_8575 en 23_8576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over naheffingsaanslagen Bpm voor twee voertuigen met verschillende taxatiewaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in twee geschillen over naheffingsaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan eiseres, een B.V., waren opgelegd. De zaak betreft twee voertuigen: een Land Rover Range Rover (auto 1) en een Volvo XC60 (auto 2). Voor auto 1 is vastgesteld dat de naheffingsaanslag, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 4.398, moest worden verminderd tot € 3.992, omdat de rechtbank oordeelde dat de historische nieuwprijs van de auto hoger was dan eerder aangenomen. Het beroep van eiseres met betrekking tot auto 1 werd gegrond verklaard. Voor auto 2 daarentegen, kon eiseres de door haar bepleite handelsinkoopwaarde niet aannemelijk maken. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de forfaitaire tabel terecht had toegepast, waardoor het beroep met betrekking tot auto 2 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres recht had op vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500 vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 3.108. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 23/8575 en SGR 23/8576
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van verweerder van 20 november 2023 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ter zake van een Land Rover Range Rover (auto 1; zaaknummer SGR 23/8575) en het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag Bpm ter zake van een Volvo XC60 (auto 2; zaaknummer SGR 23/8576).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2025.
Namens eiseres is verschenen mr. M.U. Sahin, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Veldhuis en mr. P. Engel.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 23/8575 (auto 1) gegrond;
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 23/8576 (auto 2) ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die ziet de naheffingsaanslag die betrekking heeft op auto 1;
- vermindert de naheffingsaanslag die betrekking heeft op auto 1 tot € 3.992 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.108;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden;
- draagt verweerder op om de toegekende vergoedingen te betalen op een bankrekening die op naam staat van eiseres.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 8 juli 2021 aangifte Bpm gedaan ter zake van auto 1. De auto is op 7 juli 2021 door de RDW gekeurd.
2. Tot de stukken van het geding behoort een taxatierapport van Inovex Taxaties (de taxateur). Blijkens dit rapport is auto 1 op 8 juli 2021 van 12:00 uur tot 12:15 geïnspecteerd. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van auto 1 bepaald op € 6.045. Daartoe heeft hij op de Eurotax-koerslijstwaarde van € 20.221 een waardevermindering wegens schade toegepast.
3. In de aangifte ter zake van auto 1 is uitgegaan van een huidige inkoopwaarde van € 6.045. De volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedraagt € 2.681 en is op aangifte voldaan.
4. Eiseres is met dagtekening 15 juli 2021 uitgenodigd om auto 1 op 20 juli 2021 bij DRZ te tonen. Eiseres heeft de auto niet getoond.
5. De naheffingsaanslag Bpm die ziet op auto 1 bedraagt € 4.398. Bij de vaststelling van de naheffingsaanslag is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 83.470 en een handelsinkoopwaarde van € 20.221.
6. Eiseres heeft op 16 juni 2022 aangifte Bpm gedaan ter zake van auto 2. De auto is op 8 juni 2022 door de RDW gekeurd.
7. Tot de stukken van het geding behoort een taxatierapport van Inovex Taxaties (de taxateur). Blijkens dit rapport is auto 2 op 7 juni 2022 van 11:00 uur tot 11:15 geïnspecteerd. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van auto 2 bepaald op € 4.704. Daartoe heeft hij op de Eurotax-koerslijstwaarde van € 16.571 een waardevermindering wegens schade toegepast.
8. In de aangifte ter zake van auto 2 is uitgegaan van een huidige inkoopwaarde van € 4.704. De volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedraagt € 3.619 en is op aangifte voldaan.
9. Op 7 juli 2022 is auto 2 door DRZ getaxeerd. De handelsinkoopwaarde bedraagt volgens DRZ € 16.935. Daartoe is op de Eurotax-koerslijstwaarde van € 17.121 een waardevermindering wegens schade toegepast van € 186, ofwel 72% van de door DRZ geconstateerde schade. Daarbij is door DRZ het volgende opgemerkt:
“Deze Volvo XC60 is af-fabriek met een 186 KW motor afgeleverd. Deze 186 KW motor is niet in Nederland op de datum 1e toelating leverbaar geweest.”
10. De nageheven Bpm die ziet op auto 2 bedraagt € 7.048. Bij de vaststelling van de naheffingsaanslag is uitgegaan van de forfaitaire tabel.
11. Verweerder heeft op 2 juni 2025 een verweerschrift met bijlagen ingediend.
12. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd. Met betrekking tot auto 1 is niet langer in geschil dat de historische nieuwprijs € 110.390 bedraagt hetgeen, uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 20.221 tot gevolg heeft dat de naheffingsaanslag die ziet op auto 1 tenminste moet worden verminderd tot € 3.992. Het beroep met zaaknummer SGR 23/8575 is reeds om die reden gegrond verklaard.
13. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om het verweerschrift en de daarbij gevoegde bijlagen tardief te verklaren. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Het verweerschrift is weliswaar buiten de daartoe door de rechtbank gestelde termijn ingediend, maar nog wel meer dan 10 dagen voor de zitting. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om kennis te nemen van het verweerschrift. De rechtbank weegt hierbij mee dat gedurende de bezwaarfase een hoorgesprek heeft plaatsgevonden waarbij aan eiseres inzage in het dossier is geboden. Daarbij bestaan de bijlagen vrijwel uitsluitend uit stukken die al eerder met eiseres zijn gedeeld dan wel stukken die afkomstig zijn van eiseres.
14. De rechtbank verwerpt de door eiseres bepleite herleidingsmethode en verwijst ter onderbouwing van haar oordeel naar de uitspraak van gerechtshof Den Haag van 28 november 2024. [1]
15. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen aanleiding om voor auto 1 van een lagere handelsinkoopwaarde uit te gaan dan € 20.221. De rechtbank acht de door de taxateur bepaalde handelsinkoopwaarde niet goed bruikbaar voor de heffing van Bpm. Het taxatierapport biedt op zichzelf onvoldoende houvast om een waardevermindering wegens schade of schadeverleden op te baseren. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de auto desgevraagd niet bij DRZ is getoond en er ook geen inkoopfactuur van de auto is overgelegd. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag met inachtneming van een historische nieuwprijs van € 110.390 en een handelsinkoopwaarde van € 20.221 verminderen tot € 3.992.
16. Ook voor auto 2 is de rechtbank van oordeel dat de door de taxateur bepaalde handelsinkoopwaarde niet goed bruikbaar is. De taxateur heeft, bij gebrek aan een beter passende koerslijs als uitgangspunt een koerslijst gebruikt van een Volvo XC60 met een hoger vermogen dan dat van auto 2. Daarbij is de koerslijst opgemaakt enkele weken na de in het taxatierapport genoemde inspectiedatum en de opname door de RDW. Voorts strookt de door de taxateur geconstateerde schade niet met de bevindingen van DRZ en is geen inkoopfactuur overgelegd om de door de taxateur bepaalde handelsinkoopwaarde verder te onderbouwen. Dat, zoals eiseres stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder noch DRZ is gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld.
17. Nu de handelsinkoopwaarde van de auto niet aannemelijk is gemaakt kan de taxatiemethode niet worden toegepast. Het staat eiseres in beginsel vrij om te kiezen voor een andere in of bij de wet voorziene methode ter bepaling van de vermindering dan waarvan bij de aangifte is uitgegaan. Toepassing van de koerslijstmethode in de onderhavige zaak evenwel niet mogelijk wegens het ontbreken van een passende koerslijst. Verweerder heeft de naheffingsaanslag die ziet op auto 2 dan ook terecht vastgesteld aan de hand van de forfaitaire tabel.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep met zaaknummer SGR 23/8575 (auto 1) gegrond verklaard en het beroep met zaaknummer SGR 23/8576 (auto 2) ongegrond.
19. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank merkt de onderhavige bezwaren en beroepen in dit verband aan als samenhangende zaken nu zij gezamenlijk behandeld zijn en in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. [2] Het eerste bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 16 februari 2022 en verweerder heeft uitspraken op bezwaar gedaan op 20 november 2023. De uitspraak van de rechtbank is op 30 juni 2025 gedaan. Dat is afgerond 3 jaar en ruim 4 maanden na indiening van het bezwaarschrift, zodat de redelijke termijn met 1 jaar en ruim 4 maanden is overschreden. Eiseres heeft dan ook recht op vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500. De overschrijding dient te worden toegerekend aan de bezwaarfase.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.108 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 647, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

2.Vgl. HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:154, r.o. 2.4.3 en HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:700, r.o. 2.2.2.