In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De moeder had verzocht om wijziging van de voorlopige omgangsregeling die eerder was vastgesteld op 5 februari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen voorlopig bij de vader zullen zijn onder begeleiding van de grootouders vaderszijde, om de week op zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur. Daarnaast is er belcontact tussen de kinderen en de vader op de andere zondag van 13.00 uur tot 14.00 uur. De rechtbank heeft ook bepaald dat de omgang onder regie van Cardea zal plaatsvinden, waarbij Cardea verantwoordelijk is voor de opbouw en begeleiding van de omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om een onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen en de ouders, met als doel te adviseren over de verdere omgangsregeling. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot na het rapport van de Raad, dat uiterlijk op 1 november 2025 moet worden ingediend. De verzoeken van de moeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen en wijziging van de voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de omgangsregeling voorlopig moet worden gehandhaafd in het belang van de kinderen.