ECLI:NL:RBDHA:2025:11456
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Jamaicaanse verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 7 april 2025 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd opgemerkt dat er eerder op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL25.16256) die betrekking had op het beroep van verzoekster. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.