ECLI:NL:RBDHA:2025:11472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL25.27337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie op 5 maart 2025 aan eiser had opgelegd. Eiser, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. A. Agayev, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 25 juni 2025 besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 26 mei 2025 rechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen uitzicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom de minister niet voortvarend zou handelen en dat de stellingen van eiser niet kunnen worden gevolgd op basis van de overgelegde stukken.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27337

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 5 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Hij heeft daarbij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft op 25 juni 2025 bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 mei 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [2] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 26 mei 2025) rechtmatig is.
Beroepsgronden
3. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Eiser is ook van mening dat er geen uitzicht is op uitzetting binnen redelijke termijn.
3.1.
Eiser heeft niet nader toegelicht waarom hij vindt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt en zijn uitzetting binnen een redelijke termijn niet kan worden verwacht. In het licht van de stukken in het dossier (de voortgangsrapportage), kan de rechtbank deze blote stellingen dan ook niet volgen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?4. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond en het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
2.Rb Den Haag (zp Arnhem), 30 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:9596.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.