ECLI:NL:RBDHA:2025:1151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
NL24.40833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met politieke overtuiging en Koerdische afkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Turkse nationaliteit en geboren in 2007, heeft op 30 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 11 oktober 2024 afgewezen als ongegrond, met als argument dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over zijn identiteit en afkomst geloofwaardig acht, maar dat er onvoldoende bewijs is voor een reëel risico op vervolging bij terugkeer naar Turkije. Eiser heeft verklaard dat hij behoort tot de Koerdisch-Turkse bevolkingsgroep en dat zijn familieleden problemen hebben ondervonden vanwege hun politieke overtuiging. Hij vreest voor discriminatie en vervolging vanwege zijn politieke mening, vooral na de aardbeving in februari 2023, die zijn politieke bewustwording heeft aangewakkerd.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de asielmotieven van discriminatie en politieke overtuiging relevant zijn, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat eiser geen politieke activiteiten heeft verricht in Turkije en dat zijn betrokkenheid bij politieke activiteiten in Nederland niet voldoende is om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2007. Hij heeft op 30 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij behoort tot de Koerdisch-Turkse bevolkingsgroep. Eisers familieleden zijn met de politie in aanraking geweest of hebben in de gevangenis gezeten vanwege hun politieke overtuiging. Eiser heeft Turkije verlaten vanwege discriminatie over zijn Koerdische afkomst en uit voorzorg om niet net als zijn familie dezelfde problemen te krijgen. Eiser is zich namelijk steeds meer gaan interesseren in de politiek en sympathiseert zich in het specifiek met de [politieke partij]. In Turkije heeft hij niet deelgenomen aan politieke activiteiten maar in Nederland heeft hij een aantal politieke activiteiten verricht in het kader van [organisatie]. Bij terugkeer vreest eiser gevangen, mishandeld en gediscrimineerd te worden vanwege zijn politieke mening. Ook vreest hij voor soortgelijke discriminatie en onderdrukking wanneer hij in militaire dienst moet.
Het bestreden besluit
5. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Dit geldt ook voor de verklaringen over discriminatie vanwege het zijn van Koerd en eisers politieke overtuiging. De minister is echter van mening dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Heeft de minister het asielmotief discriminatie terecht apart beoordeeld van het asielmotief politieke overtuiging?
6. Eiser betoogt dat het asielmotief discriminatie niet los kan worden gezien van het asielmotief politieke overtuiging. De minister heeft miskend wat voor impact de door eiser ondervonden discriminatie op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Juist vanwege de door eiser ervaren discriminatie is hij zich steeds kritischer gaan opstellen tot de Turkse autoriteiten en is hij zich voor de politiek gaan interesseren, in het bijzonder in de [politieke partij] en de mensen die opkomen voor de Koerdische zaak. Eiser heeft verklaard dat hij altijd al discriminatie ervaarde maar dat zijn politieke interesse echt werd gewekt na de aardbeving. De door eiser ervaren discriminatie heeft er uiteindelijk toe geleid dat hij zich is gaan afzetten tegen de Turkse autoriteiten, dat hij steeds kritischer is geworden en dat hij zich is gaan interesseren voor politiek. Juist deze combinatie en de omstandigheid dat eiser als Koerd door de Turkse autoriteiten eerder wordt gewantrouwd en verdacht van sympathie met de Koerdische zaak, maakt dat eiser in Turkije gevaar loopt.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Vooropgesteld moet worden dat een asielverzoek gebaseerd kan zijn op asielmotieven die tot op zeker hoogte op elkaar doorwerken of met elkaar samenhangen [2] . In onderhavig geval heeft eiser betoogd dat zijn politieke overtuiging voorkomt uit de discriminatie die hij heeft ervaren in Turkije vanwege zijn Koerdische afkomst. De rechtbank is van oordeel dat de minister op basis hiervan terecht twee asielmotieven heeft vastgesteld, namelijk de discriminatie vanwege eisers afkomst en de politieke overtuiging die hieruit voortvloeit. Beide asielmotieven zijn naar het oordeel van de rechtbank relevant voor de vraag of eiser te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade en zijn dan ook terecht bij de beoordeling betrokken. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat beide asielmotieven apart en in samenhang zijn betrokken in de besluitvorming. Zo is bij de politieke overtuiging meegenomen dat eiser zich steeds meer politiek bewust werd na de aardbeving in februari 2023 omdat hij toen zag hoe de Turkse autoriteiten omgingen met het Koerdische volk. De rechtbank acht het hierbij ook van belang dat beide asielmotieven geloofwaardig zijn geacht en daarom alleen beoordeeld hoeft te worden of eiser te vrezen heeft voor vervolging of risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije.
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen vanwege zijn politieke overtuiging?
7. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende heeft onderkent dat hij uitgebreid heeft verklaard over zijn politieke bewustwording. Daarnaast is eiser van mening dat de gehoormedewerker had moeten doorvragen indien eisers antwoorden op bepaalde punten niet duidelijk waren. Eiser moet zijn aanvraag weliswaar onderbouwen, maar de minister heeft een onderzoeksplicht [3] . Ook heeft eiser aangegeven dat hij aanvankelijk wel een openbaar account op sociale media had waarop hij dingen met Koerdische content postte maar dat hij dit account heeft verwijderd vanwege negatieve reacties en uit angst dat hij zijn familie hiermee in gevaar zou brengen. Hij heeft ook uitgelegd dat hij zijn politieke mening over de Koerdische zaak vanuit Nederland niet heeft geuit uit angst voor zijn familie maar ook voor zijn eigen veiligheid. Eiser verwijst ter onderbouwing naar het algemeen ambtsbericht over Turkije [4] , waaruit blijkt dat de Turkse autoriteiten ook sociale media-accounts van onbekende personen in de gaten houden en hen vervolgen in het geval zij via deze weg kritiek uiten. Hier komt nog bij dat aan eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij nog niet heel erg actief is binnen [organisatie] en een zogenaamd laag-profiel heeft. Eiser is minderjarig en heeft nog nooit enige vrijheid ervaren. Daarnaast is zijn toekomst in Nederland onzeker en wil hij voorkomen dat hij bij terugkeer in Turkije meteen in de gevangenis zal belanden. De angst om zijn familie in gevaar te brengen maakt dat eiser zich terughoudend heeft opgesteld, maar eiser wil vanaf zijn 18e lid worden van de [politieke partij] en zich verder inzetten voor de Koerdische zaak. Tot slot betoogt eiser dat zijn familie in de belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Dit blijkt uit de omstandigheid dat de politie voor de woning van eisers familie stopte. Dit gebeurde niet bij zijn buren, terwijl zij ook van Koerdische afkomst waren en dit gebeurde voornamelijk op het moment dat eisers familieleden naar de gevangenis gingen. Daar komt nog bij dat eisers vader ook sympathisant is van de [politieke partij] en activiteiten voor deze partij heeft ondernomen. Eiser wijst ter onderbouwing nog op een recente uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats [5] , waarin is geoordeeld dat de politieke activiteiten van het familielid meegewogen hadden moeten worden.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor gevangenneming, mishandeling en slechte behandeling vanwege zijn politieke overtuiging. Vooropgesteld moet worden dat eiser niet betwist dat hij in Turkije geen politieke activiteiten heeft verricht. Pas na de aardbeving in februari 2023 is hij zich gaan interesseren in de politiek en meer specifiek in de [politieke partij]. Uit eisers verklaringen is echter niet gebleken waar hij exact over sprak met de [politieke partij]-leden bij het partijkantoor. De minister heeft eisers verklaringen hierover terecht vaag en algemeen geacht. Hieruit blijkt namelijk niet welke overtuigingen van de [politieke partij] hij steunde of wat hij heeft gelezen over de [politieke partij] en wat hij daar persoonlijk van vond. Uit eisers verklaringen blijkt alleen dat hij een interesse aan het ontwikkelen was in de politiek en dat hij sympathie kreeg voor de [politieke partij]. Alleen op basis van deze verklaringen is een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Turkije niet aannemelijk geworden omdat eiser hierdoor niet direct in de negatieve aandacht van de autoriteiten komt te staan.
Verder stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op basis van de door hem verrichte politieke activiteiten in Nederland bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor vervolging. Daarbij heeft de minister met juistheid gewezen op de omstandigheid dat eiser geen lid is van [organisatie] en dat hij enkel heeft meegedaan aan een aantal protestmarsen. Hier komt bij dat niet is gebleken dat de Turkse autoriteiten op de hoogte zijn van eisers deelname aan deze protestmarsen. Ook het plaatsen of liken van Koerdische content op sociale media maakt niet bij voorbaat dat eiser in de negatieve aandacht komt te staan van de Turkse autoriteiten. Verder is niet gebleken dat eisers familie daadwerkelijk in de problemen is gekomen door eisers activiteiten op sociale media. Bovendien is van belang dat eiser heeft verklaard dat hij geen Koerdische content meer post of liket.
De minister heeft er daarnaast terecht op gewezen dat eisers voornemen om zich bij terugkeer naar Turkije te gaan uitspreken en zich aan te sluiten bij de [politieke partij] slechts een aanname is en hiermee onvoldoende aannemelijk is geworden. De minister acht het hierbij terecht opmerkelijk dat eiser enerzijds verklaart bereid te zijn het risico te nemen om bij terugkeer naar Turkije lid te worden va de [politieke partij] en zich uit te spreken, maar anderzijds niet het risico durft te nemen om zijn politieke mening in Nederland te uiten.
Tot slot heeft eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat de politie hem en zijn gezin doelgericht in de gaten hield. Eiser heeft hierover slechts aannames gedaan. Zo blijkt de reden waarom de politie specifiek voorbij zijn huis langsreed en daar stopte niet uit zijn verklaringen. Dat dit waarschijnlijk zo was omdat hij familieleden had die in de gevangenis zaten is slechts een vermoeden. Daarnaast kan het beroep op de door eiser aangehaalde uitspraak niet slagen, omdat het in die zaak niet ging om een vergelijkbare situatie. In die zaak stond namelijk vast dat eiser daadwerkelijk activiteiten had verricht voor de [politieke partij] en speelde ook eisers dienstplichtweigering een rol, hetgeen in de voorliggende zaak niet aan de orde is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister eisers asielaanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie paragraaf C1/4.2.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Dit volgt uit artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn 2011/95/EU.
4.Algemeen Ambtsbericht Turkije, augustus 2023, p. 30 en 31.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 28 oktober 2024, NL24.30405 (