In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Turkse nationaliteit en geboren in 2007, heeft op 30 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 11 oktober 2024 afgewezen als ongegrond, met als argument dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over zijn identiteit en afkomst geloofwaardig acht, maar dat er onvoldoende bewijs is voor een reëel risico op vervolging bij terugkeer naar Turkije. Eiser heeft verklaard dat hij behoort tot de Koerdisch-Turkse bevolkingsgroep en dat zijn familieleden problemen hebben ondervonden vanwege hun politieke overtuiging. Hij vreest voor discriminatie en vervolging vanwege zijn politieke mening, vooral na de aardbeving in februari 2023, die zijn politieke bewustwording heeft aangewakkerd.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de asielmotieven van discriminatie en politieke overtuiging relevant zijn, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat eiser geen politieke activiteiten heeft verricht in Turkije en dat zijn betrokkenheid bij politieke activiteiten in Nederland niet voldoende is om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister.