ECLI:NL:RBDHA:2025:11563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
C/13/768800 KG ZA 25/342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing en verbod tot tenuitvoerlegging van een vonnis in een octrooizaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een in Californië gevestigde persoon, en TI-Holdings B.V., een Nederlandse onderneming. Eiser vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 26 maart 2025, waarin werd vastgesteld dat gedaagde als uitvinder van bepaalde octrooien werd erkend, en dat eiser en een andere persoon geen uitvinders waren. Eiser stelde dat hij in zijn rechten werd benadeeld door dit vonnis, omdat het zijn vermelding als uitvinder zou beïnvloeden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, aangezien de wijziging in de registratie als uitvinder eenvoudig terug te draaien was in het geval van een gunstige uitspraak in een derdenverzet of hoger beroep. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en compenseerde de proceskosten tussen eiser en TI-Holdings, terwijl eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak werd gedaan door rechter-plaatsvervanger F.M. Bus, bijgestaan door griffier J.M.N. van Limpt-Schrover.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Team handel
zaak- / rolnummer: C/13/768800 / KG ZA 25/342
Vonnis in kort geding van 1 juli 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] , Californië (Verenigde Staten van Amerika),
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E.R. Jonker,
tegen

1.TI-HOLDINGS B.V.te Amsterdam,

hierna te noemen: TI-Holdings,
advocaat: mr. P.P.G. Bissessur,
2.
[gedaagde]te [woonplaats 2] , Californië (Verenigde Staten van Amerika),
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.G.M. Brouwer,
gedaagden.
Aan deze procedure is door de rechtbank Den Haag het zaak- / rolnummer: C/09/684928 / KG ZA 25-430 toegekend.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 15 mei 2025 met producties EP01 t/m EP14;
- het verzoek van [eiser] (op het aanvraagformulier en bij e-mail van 13 mei 2025) om onmiddellijk te beslissen op zijn gevorderde voorlopige voorziening ex art. 223 Rv [1] ;
- de brief van [gedaagde] van 14 mei 2025 waarin hij verweer voert tegen het verzoek om onmiddellijk te beslissen op de gevorderde voorlopige voorziening;
- de reactie van de voorzieningenrechter van 20 mei 2025 dat de beslissing op de gevorderde voorlopige voorziening zal worden genomen na het horen van partijen op de mondelinge behandeling van 17 juni 2025;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 12 juni 2025 met producties GP01 t/m GP18 en als bijlage alle processtukken en producties uit de procedure met zaak-/rolnummer C/09/639644 / HA ZA 22-1037;
- de akte houdende overlegging producties GP19 t/m GP21 (en de bij GP16 behorende bijlagen GP16A t/m GP16E) van [gedaagde] van 16 juni 2025;
- de door [eiser] op 16 juni 2025 ingediende producties EP15 t/m EP37;
- de akte houdende overlegging producties GP22 t/m GP24 van [gedaagde] van 16 juni 2025;
- de door [eiser] en [gedaagde] overgelegde pleitnotities.
1.2.
Op 17 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De
zaak is behandeld door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, tevens rechter-
plaatsvervanger in deze rechtbank. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling
zijn vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex art. 223 Rv ingetrokken.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
MC2020 SCPM (hierna: MC2020) is een in Monaco gevestigde rechtspersoon die is opgericht door de heer [naam] (hierna: [naam] ) en [eiser] . MC2020 heeft op
13 maart 2020 een Monegaskisch octrooi aangevraagd dat is verleend onder nummer
MC 200244 voor de uitvinding getiteld ‘
Ondoleur Termique’. In dit octrooi is [naam] als uitvinder vermeld.
2.2.
Vanaf november 2020 heeft MC2020 de volgende (octrooi)aanvragen ingediend:
I. een op 25 november 2020 ingediende internationale octrooiaanvraag (met aanvraagnummer PCT/EP2020/083441) die op 23 juni 2022 als
WO 2022/128047 A1 is gepubliceerd, met als titel ‘
Thermal Inverter’,waarin [naam] en [eiser] als uitvinders zijn vermeld (hierna: WO 047);
II. een op 25 november 2020 ingediende aanvraag voor een Europees octrooi (welke aanvraag gelijkluidend is aan de aanvraag voor WO 047), die op
3 augustus 2022 als EP 4034495 A is gepubliceerd, met als titel ‘
Thermal Inverter’, waarin [naam] (en anders dan WO 047 niet ook [eiser] ) als uitvinder is vermeld (hierna: EP 495);
III. een op 23 augustus 2021 als AU2021106610 gepubliceerde aanvraag voor een Australisch octrooi, met als titel ‘
Thermal Converter’, waarin [naam] als uitvinder is vermeld;
IV. een op 25 augustus 2021 ingediende aanvraag voor een Australisch octrooi met nummer AU2021229172, met als titel ‘
Thermal Inverter Box’,waarin [naam] als uitvinder is vermeld;
V. een op 25 augustus 2021 gepubliceerde aanvraag voor een Duits ‘Gebrauchsmuster’ met nummer DE 20 2021 104 565 U1, met als titel '
Thermischer Energiewandler’;
VI. een op 25 november 2021 gepubliceerde aanvraag voor een Taiwanees octrooi met nummer TW 202233517 A, met als titel
‘Thermal Inverter', waarin [naam] als uitvinder is vermeld.
2.3.
De hiervoor onder 2.2 genoemde aanvragen zijn alle gebaseerd op/afgeleid van dezelfde ‘moederaanvrage’ WO 047 en worden hierna samen met WO 047 ‘de octrooiaanvragen’ genoemd.
2.4.
MC2020 heeft de octrooiaanvragen op 14 september 2022 bij akte overgedragen aan TI-Holdings.
2.5.
TI-Holdings is een op 9 juli 2020 opgerichte Nederlandse onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling van duurzame technologie.
2.6.
Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2025 (zaak-/rolnummer C/09/639644 / HA ZA 22-1037) (hierna: het Vonnis) heeft de rechtbank in de procedure tussen [gedaagde] en TI-Holdings, voor zover hier relevant en samengevat, als volgt beslist:
5.1
verklaart voor recht dat [gedaagde] als uitvinder rechthebbende is ten aanzien van EP 495 en WP 047 en daarvan afgeleide (octrooi)aanvragen en verleende rechten;
5.2
stelt vast dat de heer [naam] (hierna: [naam] ) en [eiser] geen uitvinders zijn (van het onderwerp van) van EP 495 en WP 047 en daarvan afgeleide (octrooi)aanvragen en verleende rechten;
5.3
beveelt TI-Holdings om binnen vier weken EP 495, EP 877, EP 739 en WO 047 en daarvan afgeleide (octrooi)aanvragen en verleende rechten over te dragen aan [gedaagde] ;
5.4
bepaalt dat TI-Holdings een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.3 genoemde bevel, met ene maximum van € 1.000.000,-
5.5
beveelt TI-Holdings om binnen vier weken alle benodigde medewerking te verlenen aan inschrijving van [gedaagde] als uitvinder van en rechthebbende op EP 495, EP 877, EP 739 en WO 047 en daarvan afgeleide (octrooi)aanvragen en verleende rechten;
5.6
bepaalt dat TI-Holdings een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.5 genoemde bevel, met een maximum van € 1000.000,-;
(…)
5.9
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 5.3, 5.4, 5.5 en 5.6 genoemde
beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
(…)
2.7.
Het Vonnis is op 31 maart 2025 aan TI-Holdings betekend.
2.8.
Bij brief van 22 april 2025 inzake ‘
Formal notification of Judgment’ en ‘
Demand for indemnification’ heeft TI-Holdings (de advocaat van) [eiser] , [naam] en MC2020 het Vonnis toegestuurd en hen op grond van de op 17 februari 2023 overeengekomen “IP Purchase Agreement” aansprakelijk gesteld voor alle schade die TI-Holdings lijdt als gevolg van het Vonnis.
2.9.
Bij brief van 6 mei 2025 heeft TI-Holdings [eiser] toegezegd vooralsnog geen uitvoering te geven aan het Vonnis totdat in onderhavig kort geding is beslist op de gevorderde voorlopige voorziening. TI-Holdings heeft [eiser] er daarbij op gewezen dat zij, indien het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen, gehouden is om uitvoering te geven aan het Vonnis.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na eisvermindering – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het Vonnis schorst en [gedaagde] en TI-Holdings verbiedt het Vonnis ten uitvoer te leggen totdat onherroepelijk is beslist in het door [eiser] tegen het Vonnis in te stellen derdenverzet, onder de voorwaarde dat [eiser] dit derdenverzet aanhangig maakt binnen zes maanden na het vonnis in dit kort geding, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en TI-Holdings in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt daaraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Terwijl [eiser] geen partij was in de procedure die tot het Vonnis heeft geleid, wordt hij door het Vonnis in zijn rechten benadeeld, omdat daarin is vastgesteld en voor recht verklaard dat niet hij (en [naam] ), maar [gedaagde] de uitvinder van de octrooien is. De rechtbank heeft TI-Holdings bevolen de octrooiaanvragen over te dragen aan [gedaagde] en mee te werken aan de inschrijving van [gedaagde] als uitvinder en rechthebbende. [eiser] is voornemens derdenverzet in te stellen tegen het Vonnis. Om te voorkomen dat de octrooiaanvragen worden overdragen en de tenaamstelling wordt gewijzigd voordat onherroepelijk is beslist in het derdenverzet, vordert [eiser] (als derde) schorsing van de uitvoering van het Vonnis op grond van artikel 379 Rv. Hij voert daartoe aan dat hij in zijn rechten wordt benadeeld door het Vonnis en dat het op voorhand niet onaannemelijk is dat in het derdenverzet geoordeeld zal worden dat hij de uitvinder van de uitvinding is waarop de octrooiaanvragen betrekking hebben.
3.3.
[gedaagde] voert verweer dat primair strekt tot afwijzing van de vorderingen en subsidiair tot schorsing van de uitvoering van enkel die delen van het Vonnis die relevant zijn voor [eiser] , meer specifiek dictumonderdeel 5.5 van het Vonnis, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] voert daartoe – samengevat – aan dat [eiser] geen (spoedeisend) belang heeft bij zijn vorderingen. De rechtbank heeft in het Vonnis de gevorderde en toegewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaring uitdrukkelijk beoordeeld. Daarbij is in het Vonnis meegewogen dat de executie niet onomkeerbaar is en de inschrijving in de relevante registers eenvoudig kan worden gewijzigd indien in het derdenverzet of in hoger beroep geoordeeld wordt dat [eiser] de uitvinder is. Bovendien heeft [eiser] geen belang bij handhaving van zijn naam als uitvinder en staat dit los van de verplichting van TI-Holdings (die geregistreerd staat als rechthebbende op de octrooiaanvragen) om de octrooiaanvragen over te dragen aan [gedaagde] . Daarnaast heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat zijn derdenverzet zal slagen, aangezien zijn belangen niet worden geschaad door het Vonnis en hij geen nieuw of overtuigend bewijs heeft aangedragen dat hij de uitvinder is. Bovendien was [eiser] wel degelijk op de hoogte van de procedure die heeft geleid tot het Vonnis; hij heeft meerdere mogelijkheden om zijn standpunt kenbaar te maken onbenut gelaten en heeft vermoedelijk als (indirect) grootaandeelhouder van TI-Holdings bijgedragen aan haar verweer.
3.5.
TI-Holdings heeft op de mondelinge behandeling geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De voorzieningenrechter is internationaal bevoegd kennis te nemen van de vorderingen, die zien op de (schorsing van de) executie van een vonnis, al omdat gedaagden zijn verschenen en die bevoegdheid niet hebben bestreden. De relatieve bevoegdheid volgt uit artikel 438 Rv jo. 99 Rv en 107 Rv.
Spoedeisend belang
4.2.
Voor het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding geldt als algemene eis dat er een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening moet zijn. Spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. Op grond van het onderstaande samenstel van omstandigheden, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft.
4.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat zijn (spoedeisend) belang bij schorsing van het Vonnis erin is gelegen dat de octrooiaanvragen niet worden overdragen en dat geen wijziging plaatsvindt in zijn registratie als uitvinder, totdat onherroepelijk is beslist in het door hem in te stellen derdenverzet. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat hij voornemens is om in het derdenverzet een verklaring voor recht te vorderen dat hij de uitvinder van de materie in de octrooiaanvragen is.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat dictumonderdelen 5.1 en 5.2 van het Vonnis een verklaring voor recht en een vaststelling betreffen (dat [gedaagde] de uitvinder van de octrooien is en [naam] en [eiser] niet), die niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard en naar hun aard ook geen grondslag kunnen vormen voor schorsing van tenuitvoerlegging daarvan. De verklaring voor recht en de vaststelling kunnen immers niet ten uitvoer worden gelegd en kunnen daarom niet leiden tot enige overdracht en/of wijziging in de registers waardoor [eiser] in zijn belangen zou kunnen worden geschaad.
4.5.
Ook ten aanzien van dictumonderdeel 5.3 geldt dat [eiser] geen (spoedeisend) belang heeft bij schorsing van de tenuitvoerlegging daarvan. Dit onderdeel betreft een bevel aan TI-Holdings om de octrooiaanvragen over te dragen aan [gedaagde] en ziet op hun onderlinge rechtsverhouding. [eiser] is geen rechthebbende op de octrooiaanvragen – MC2020 heeft de octrooiaanvragen ingediend en in 2022 overgedragen aan TI-Holdings – en [eiser] wordt door (de uitvoering van) dit bevel dus niet in zijn belangen geschaad. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat hij als (12%) aandeelhouder van TI-Holdings belang heeft bij schorsing van de tenuitvoerlegging van dit bevel, verwerpt de voorzieningenrechter dit betoog. [eiser] heeft als aandeelhouder geen zelfstandig belang naast TI-Holdings, die partij was in de procedure die tot het Vonnis heeft geleid. TI-Holdings kan als procespartij hoger beroep instellen tegen het Vonnis.
4.6.
Alleen dictumonderdeel 5.5 van het Vonnis vormt een grond voor [eiser] om schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen. Dit onderdeel ziet op de verplichting van TI-Holdings om mee te werken aan de inschrijving van [gedaagde] als uitvinder van en rechthebbende op de octrooiaanvragen. Beide partijen leggen dit zo uit, dat [gedaagde] daarbij als enig uitvinder vermeld zal worden. Op grond van artikel 4ter UvP [2] en artikel 62 EOV [3] heeft de uitvinder het recht op vermelding als zodanig in een octrooi. De inschrijving van [gedaagde] als (enig) uitvinder in de octrooiaanvragen kan [eiser] derhalve in zijn rechten schaden indien in het derdenverzet (of in hoger beroep) vast komt te staan dat [eiser] de uitvinder is. [eiser] ’s belang is echter beperkt tot deze vermelding als uitvinder, aangezien dit recht op vermelding als uitvinder los staat van de vraag wie de rechthebbende op de octrooiaanvragen is. Het belang om te voorkomen dat er wijzigingen plaatsvinden in de vermelding als uitvinder is echter niet spoedeisend, aangezien deze wijziging in de relevante registers eenvoudig terug te draaien is in het geval anders wordt geoordeeld in een derdenverzet of hoger beroep. [eiser] heeft derhalve geen spoedeisend belang bij de gevorderde schorsing van het Vonnis.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging ook niet toewijsbaar is in de zaak tussen [eiser] en TI-Holdings, al heeft TI-Holdings geen verweer gevoerd.
4.8.
Gezien het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] afwijzen.
Proceskosten
4.9.
In de zaak tussen [eiser] en TI-Holdings heeft TI-Holdings toewijzing van de vordering van [eiser] gevorderd en geen proceskostenveroordeling gevorderd. Nu [eiser] in het ongelijk wordt gesteld, zal de voorzieningenrechter de proceskosten in de zaak tussen deze partijen compenseren, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] .
4.11.
De proceskosten van [gedaagde] worden conform het liquidatietarief begroot op:
- griffierecht € 331,-
- salaris advocaat € 1.228,- (2 punten x tarief II: € 614,-)
- nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.737,-
4.12.
De door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
compenseert de kosten in de procedure tussen [eiser] en TI-Holdings;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] ter hoogte van € 1.737,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW [4] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan, vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank, bijgestaan door mr. J.M.N. van Limpt-Schrover, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Unieverdrag van Parijs
3.Europees Octrooiverdrag
4.Burgerlijk Wetboek