ECLI:NL:RBDHA:2025:11570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling
Op 3 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier had ingediend op basis van artikel 8 van het EVRM. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 3 november 2022 afgewezen. Na bezwaar van verzoeker heeft de minister op 16 juli 2024 het eerdere besluit gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 april 2025, waarbij verzoeker, zijn zoon, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, AWB 24/11744, op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn ontstaan door het indienen van een verzoekschrift door de gemachtigde van verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.