ECLI:NL:RBDHA:2025:11577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
25/3777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met sluiting seksinrichting wegens ontbreken exploitatievergunning

Op 3 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, h.o.d.n. [handelsnaam], een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van zijn seksinrichting in [plaats 2]. De sluiting was opgelegd door de burgemeester van Gouda op basis van spoedeisende bestuursdwang, omdat verzoeker geen exploitatievergunning had en de vorige vergunning was vervallen na het overlijden van de exploitante, [exploitante]. Verzoeker voerde aan dat de sluiting schadelijk was voor zijn onderneming en dat er geen spoedeisend belang was voor de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker geen procesbelang had bij de gevraagde voorziening, aangezien hij niet over een exploitatievergunning beschikte en de sluitingstermijn al was verstreken. Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A. Badermann, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/3777

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [handelsnaam] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk),
en

de burgemeester van Gouda

(gemachtigde: mr. T.P. van der Eerden).

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 23 mei 2025 heeft verweerder met toepassing van spoedeisende bestuursdwang met onmiddellijke ingang de seksinrichting [bedrijfsnaam] in [plaats 2] gesloten voor de duur van vier weken, tot en met 20 juni 2025
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. In [plaats 2] is seksinrichting [bedrijfsnaam] gevestigd, laatstelijk geëxploiteerd door [exploitante] . Verzoeker heeft in 2024 samen met [exploitante] aan verweerder gevraagd of hij de seksinrichting mag exploiteren aangezien [exploitante] ernstig ziek is. Dat heeft verweerder bij besluit van 13 maart 2025 geweigerd. Daartegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd (zaaknummer 25/3328).
[exploitante] is op 15 juni 2025 overleden. Omdat daarmee haar exploitatievergunning van rechtswege is vervallen heeft verweerder bij brief van 22 mei 2025 aan verzoeker laten weten dat de seksinrichting gesloten dient te worden en te blijven. Bij controle op diezelfde dag bleek dat de seksinrichting nog in bedrijf was. Omdat verzoeker telefonisch te kennen gaf dat de exploitatie niet zal worden gestaakt acht verweerder dat ook aannemelijk en ziet hij zich gedwongen om spoedbestuursdwang toe te passen. Verweerder acht een spoedsluiting noodzakelijk omdat gebleken is dat verzoeker tegen de vergunningvoorschriften in toch bemoeienis hield met de seksinrichting. Daarnaast is verweerder uit bestuurlijke rapportages gebleken dat een eventuele exploitatievergunning gebruikt zal worden om strafbare feiten te plegen.
Wat vindt verzoeker?
4. Verzoeker voert aan dat de onderneming het zich niet kan veroorloven om dicht te blijven tot de beslissing op bezwaar. Daarnaast worden klanten afgeschrikt door de plakkaten die op het gebouw van de seksclub zijn aangebracht, die de suggestie wekken dat er sprake is van vrouwenhandel. Verweerder heeft ten onrechte het slot van de onderneming uitgeboord en de bewakingscamera’s uitgeschakeld. Daar bestaat geen bevoegdheid toe op grond van de APV. [1] Er bestaat ook geen noodzaak om de seksinrichting te sluiten aangezien iedereen zich op 22 mei 2025 netjes aan de aanwijzing gehouden heeft om het pand te verlaten. Er is ook geen grondslag om de regels uit het Handhavingsarrangement [2] niet in aanmerking te nemen. Op grond van dat beleid zou verweerder eerst een waarschuwing moeten geven. Verweerder heeft daarbij verder geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De seksinrichting is al vele malen grondig gecontroleerd en daarbij is nooit iets geconstateerd. Dat er nu een paar verklaringen liggen die ten nadele zijn van verzoeker mag niet zo zwaar wegen. Verzoeker kan daarnaast die verklaringen bovendien weerleggen. Ook de beschuldigingen over de bemoeienis van verzoeker met de seksinrichting zijn niet juist. Het is verweerder geweest die te ver is gegaan met het controleren van verzoeker, onder andere door het laten volgen van zijn auto.
Wat vindt verweerder?
5. Volgens verweerder is er geen sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van de voorlopige voorziening. Er is momenteel geen exploitatievergunning voor de seksinrichting waardoor de inrichting sowieso gesloten dient te blijven. Daarnaast heeft verzoeker niet onderbouwd dat het financieel niet mogelijk is om de seksinrichting tot aan de beslissing op bezwaar gesloten te laten.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker als voorlopige voorziening heeft gevraagd om het besluit (de sluiting) op te schorten. Die voorziening zou verzoeker echter niet in de gelegenheid stellen om de seksinrichting te exploiteren. Verzoeker beschikt niet over een exploitatievergunning en de vorige vergunning is van rechtswege vervallen met het overlijden van [exploitante] . Los daarvan is de sluiting per 20 juni 2025 ook al verstreken. Dit maakt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen procesbelang heeft bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

7. Nu er geen procesbelang bestaat bij deze procedure, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening.
2.Handhavingsarrangement prostitutie voor de regio Hollands Midden 2000.