ECLI:NL:RBDHA:2025:11580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
09-400874-24, 09-240126-24 (ttz. gev.) en 09-165531-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging woningoverval met vrijspraak voor openlijke geweldpleging

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot woningoverval. De feiten vonden plaats op 16 december 2024, toen de verdachte samen met medeverdachten gewapend het huis van de slachtoffers binnenging en onder dreiging van een (nep) vuurwapen probeerde hen te beroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie. De verdachte is vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij betrokken was bij het geweld tegen de aangevers. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en toezicht om recidive te voorkomen. De verdachte heeft eerder een strafblad en is eerder veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte van het feit waarop de vorderingen betrekking hebben, is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-400874-24, 09-240126-24 (ttz. gev.) en 09-165531-21 (tul)
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 20 maart 2025 (pro forma) en 28 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. S. van Dongen en de raadsman van de verdachte is mr. A.B. Baumgarten te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I 09-400874-24
hij op of omstreeks 16 december 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (ter waarde van 40.000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en/of [naam 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan/op die [naam 1] en/of [naam 2] te tonen/te richten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding II 09-240126-24
hij op of omstreeks 7 maart 2024 te Rijswijk, althans in Nederland, openlijk, te weten, in het Kruisvaarderspark, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer personen, te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] , door
- het hoofd van die [aangever 1] vast te pakken en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van die [aangever 1] te slaan en/of
- die [aangever 2] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd, althans het lichaam
te slaan en/of
- die [aangever 2] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam te schoppen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I en II tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding II tenlastegelegde bepleit. Met betrekking tot het bij dagvaarding I tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Vrijspraak dagvaarding II
Uit het dossier volgt dat op 7 maart 2024 in Rijswijk de aangevers [aangever 2] en [aangever 1] slachtoffer zijn geworden van een openlijke geweldpleging. De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij een van de daders hiervan is geweest. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte betrokken is geweest bij het openlijk geweld tegen aangevers [aangever 2] en [aangever 1] , acht de rechtbank het feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Door de aangever [aangever 2] is weliswaar de naam van de verdachte genoemd, [aangever 2] heeft deze naam echter van kennissen vernomen en de verdachte zelf niet herkend.
Daarnaast is door de medeverdachte [medeverdachte] in zijn tweede verhoor verklaard dat de verdachte betrokken is geweest als een van de twee daders van het openlijk geweld. In die verklaring zegt hij dat de verdachte degene is geweest die de aangevers heeft gestoken met een mes. Zijn eigen aandeel heeft [medeverdachte] geminimaliseerd, terwijl het signalement dat de aangevers geven van de steker, van wie [medeverdachte] zegt dat dit de verdachte betreft, overeenkomt met het signalement van [medeverdachte] zelf. De rechtbank houdt rekening met de reële mogelijkheid dat [medeverdachte] voorafgaand aan zijn verklaring kennis heeft genomen van de op dat moment bestaande inhoud van het dossier, waarin de naam van de verdachte al wordt genoemd door [aangever 2] , en op basis daarvan een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd.
Ten slotte hebben de getuigen een signalement gegeven van de (tweede) dader van het openlijke geweld. Met name het Gucci (heup)tasje van de dader is in elke getuigenverklaring benoemd. De rechtbank is echter van oordeel dat dit tasje niet een zodanig specifiek en onderscheidend kledingstuk is dat iemand daaraan voor 100% als verdachte kan worden herkend. Daarnaast merkt de rechtbank op dat er bij de verdachte geen Gucci tasje in beslag is genomen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen dagvaarding I
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DH3R024116/30Barcheta van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 112).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 mei 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 16 december 2024 (p. 66-69);
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , opgemaakt op 16 december 2024 (p. 70-72);
4. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 16 december 2024 (p. 23-28)
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
hij op 16 december 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat aan [naam 1] en/of [naam 2] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
ente doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en/of [naam 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan/op die [naam 1] en [naam 2] te tonen
ente richten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte daarvan van 114 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte moet meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding of het volgen van onderwijs, dat de verdachte zich moet houden aan een locatiegebod van 20.00 uur tot 7.00 uur met elektronische monitoring voor zolang de jeugdreclassering het noodzakelijk acht (maar maximaal vier maanden), dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten, dat de verdachte meewerkt met begeleiding door een jongerencoach en dat de verdachte meewerkt aan een ambulante behandeling bij de Waag.
Daarnaast dient volgens de officier van justitie een taakstraf te worden opgelegd, bestaande uit de werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een lagere straf op te leggen, nu vrijspraak is bepleit van het bij dagvaarding II tenlastegelegde. De verdachte is gebaat bij steun en begeleiding om zijn leven op de goede weg te vervolgen. Er dient wel voorkomen te worden dat de verdachte overvraagd wordt door het opleggen van een lange taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging woningoverval. De verdachten zijn bewapend het huis van de slachtoffers binnen gegaan en hebben daar onder dreiging van een (nep) vuurwapen geprobeerd de slachtoffers te beroven. Dat de woningoverval niet is gelukt, is te danken aan het handelen van de slachtoffers. Zij begonnen zo hard te gillen dat de verdachten schrokken en zijn weggerend. Woningovervallen veroorzaken vaak niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een enorme inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woningovervallen ook in de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft met zijn handelen alleen gedacht aan geld verdienen en heeft geen enkel oog gehad voor de belangen van de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 april 2025. De verdachte is eerder veroordeeld voor het plegen van een poging tot zware mishandeling. Dit betreft eveneens een geweldsdelict, zodat dit in het nadeel van de verdachte zal worden meegewogen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 11 februari 2025 en 20 mei 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige op de zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er zorgen zijn over hoe de verdachte met zijn emoties omgaat, met name als hij gefrustreerd of boos is. Op deze momenten lukt het de verdachte onvoldoende om vaardigheden in te zetten om het probleem op te lossen of zichzelf in de hand te houden. De verdachte komt mogelijk ook in de problemen doordat hij moeite heeft met het inschatten van situaties, het overzien van problemen en het inschatten van de gevolgen van zijn handelen. Door middel van coaching is hier eerder op ingezet. Binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt een positieve ontwikkeling gezien. De verdachte heeft zijn schoolgang positief hervat en hij houdt zich goed aan de schorsende voorwaarden. Binnen het strakke kader van de schorsing lijkt de verdachte weer in het gareel te lopen en te doen wat er van hem verwacht wordt. Dit is een mooie ontwikkeling maar ook pril en daarmee nog kwetsbaar. Naast de coaching is de verdachte aangemeld voor behandeling bij de Waag, hij staat op de wachtlijst. De Raad acht, evenals de rapporteur van het NIFP, een duidelijk kader met toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering aangewezen. De geadviseerde begeleiding kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een geheel voorwaardelijke detentiestraf. De Raad is van mening dat er een heel duidelijke stok achter de deur nodig is. De verdachte moet er van doordrongen zijn dat hij verstandige keuzes moet maken en uit de problemen moet blijven voor een positieve toekomst.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch onderzoek van GZ-psycholoog [naam 5] van 8 april 2025. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van zwakbegaafdheid. Het was niet mogelijk om bij de verdachte zicht te krijgen op eventuele onderliggende motieven, emoties en cognities. De psycholoog doet daarom geen uitspraken over in hoeverre er sprake is van eventuele doorwerking van de gedragsstoornis en zwakbegaafdheid in het tenlastegelegde en geeft dus geen advies over de mate waarin het tenlastegelegde al dan niet aan de verdachte toegerekend kan worden.
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt matig ingeschat. De nadruk ligt hierbij vooral op sociale en contextuele factoren. De mogelijke omgang met een negatief sociaal netwerk, in combinatie met het functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau en het hiermee samenhangende beperkte inzicht in risico’s en beperkte copingvaardigheden worden als belangrijkste risicoverhogende factoren gezien. Het risico neemt toe wanneer er minder structuur in het dagelijks functioneren is en de verdachte meer tijd op straat doorbrengt (met risico op negatieve beïnvloeding). Positief is dat de verdachte zich meewerkend en begeleidbaar opstelt, waarbij hij open staat voor begeleiding. De verwachting is dat wanneer de verdachte zich meewerkend op blijft stellen er voldoende mogelijkheden zijn voor positieve beïnvloeding. Wat betreft de best passende strafafdoening wordt een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie het best passend geacht. Hierbij kan verplichte begeleiding door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde worden opgelegd, waarbij tevens gedacht kan worden aan het mee moeten werken aan individuele behandeling zoals geboden wordt door de Waag (of een soortgelijke ambulante forensische GGZ-instelling) en begeleiding zoals geboden door een coach.
De deskundige van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft op de zitting naar voren gebracht dat de begeleiding positief verloopt. De verdachte gaat naar school en stage. Gedurende de proeftijd is het belangrijk dat de verdachte meewerkt aan behandeling bij de Waag en dat de begeleiding van de coach wordt gecontinueerd. De verdachte is gebaat bij een strak begeleidingskader.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor een woningoverval een jeugddetentie vanaf zes maanden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het feit zoals door de verdachte is gepleegd zonder meer een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen de ernst van het feit, dat de verdachte het samen met zijn medeverdachte heeft gepleegd en dat er met een (nep) vuurwapen richting de slachtoffers is gedreigd. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld en dat het bewezen verklaarde feit net na het einde van zijn proeftijd is gepleegd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan alle gestelde voorwaarden houdt. De avondklok van de verdachte is ook sinds kort verruimd. De rechtbank acht het niet in het belang van de verdachte als deze ontwikkeling doorkruist wordt door een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast acht de rechtbank het van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opleggen, zodat de verdachte zich met behulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook een taakstraf zal moeten uitvoeren, om recht te doen aan de ernst van het feit en de kans op herhaling te verkleinen.
De rechtbank heeft er verder naar gestreefd de op te leggen straf zo veel mogelijk in lijn te brengen met de straf die voor dit feit wordt opgelegd in de zaak van de medeverdachte.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 210 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, bij niet voldoen te vervangen door 25 dagen. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering zijn daarbij passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, heeft zich in de zaak van dagvaarding II als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 6.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[aangever 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 4] , heeft zich in dezelfde zaak als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 1.636,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 1.011,95 aan materiële schade en € 625,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vorderingen verzocht omdat vrijspraak is bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het feit waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen zullen worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09-165531-21 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 60 uren, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen nu vrijspraak is bepleit van het feit dat in de proeftijd zou zijn gepleegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het bijbehorende vonnis, maar ook na het einde van de proeftijd gepleegd. De rechtbank zal om die reden de vordering van de officier van justitie afwijzen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II (09-240126-24) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I (09-400874-24) tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (96 dagen), geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
114 (honderdveertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
de slachtoffers:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007;
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1982;
de medeverdachte:
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 4] 2007;
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in het gebied dat wordt omgeven door: de [adres 2] , het [adres 3] , de [adres 4] , de [adres 5] en de [adres 6] te [plaats] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde voor de maximale duur van vier maanden;
4. gedurende de proeftijd tussen 20:00 uur en 07:00 uur aanwezig is op de navolgende locatie: [adres 1] , [postcode] [plaats] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde voor de maximale duur van vier maanden;
5. zich gedurende de proeftijd meewerkt aan behandeling door de forensische GGZ (de Waag of een soortgelijke instelling);
6
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding van een jongerencoach vanuit Sensazorg of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
7. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
8. gedurende de proeftijd meewerkt met het zoeken en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdreclassering en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
50 (vijftig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
de vorderingen van de benadeelde partijen
verklaart de benadeelde partij [aangever 2] en de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
de vordering tenuitvoerlegging
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 oktober 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Koole, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. E. van Die, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2025.
Mr. E. van Die is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.