ECLI:NL:RBDHA:2025:11585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in een andere zaak (zaaknummer NL25.19890), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19891

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.19890, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemene wet bestuursrecht.