ECLI:NL:RBDHA:2025:11593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
25-9568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestreden besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken beroepsgronden

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, met V-nummer [V-nummer], en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door de IND. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 26 maart 2025. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat eiseres de gronden van het beroep niet had vermeld en dit verzuim niet tijdig had hersteld. De rechtbank heeft eiseres in een eerder bericht op 30 april 2025 verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen, maar eiseres heeft hier niet op gereageerd. Ook na een tweede verzoek op 4 juni 2025 heeft eiseres geen gronden ingediend. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen en bleef het bestreden besluit in stand. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/9568

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
[referent], referent,
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze; Procesvertegenwoordiging IND,

de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de minister van 26 maart 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiseres de gronden tijdig vermeld?
4. Eiseres heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiseres in haar bericht van 30 april 2025 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiseres heeft binnen die termijn geen gronden ingediend.
De rechtbank heeft eiseres in haar bericht van 4 juni 2025 nogmaals verzocht om binnen één week de gronden in te dienen. Eiseres heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiseres heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
M.S.G. van der Werf, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.