ECLI:NL:RBDHA:2025:11596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL24.15342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en risico bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 19 september 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde te zijn gevlucht vanwege bedreigingen van een man genaamd [naam 1] en vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 maart 2024 afgewezen, omdat de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van de eiser niet voldoende was aangetoond. De rechtbank heeft de zaak op 5 juni 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als de minister zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig was, omdat de eiser summier en oppervlakkig had verklaard over zijn emoties en ervaringen. De rechtbank vond ook dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij een reëel risico op ernstige schade zou lopen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de problemen met [naam 1] meer dan tien jaar geleden hadden plaatsgevonden en dat er geen aanwijzingen waren dat deze man nog steeds naar de eiser op zoek was. De rechtbank concludeerde dat de minister de asielaanvraag terecht had afgewezen als ongegrond.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er een motiveringsgebrek was in het terugkeerbesluit, omdat de eiser niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze over de vertrektermijn te geven. Dit gebrek werd echter gepasseerd, omdat de rechtbank oordeelde dat de eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank veroordeelde de minister in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Eisers asielrelaas
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 september 2021 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in Nigeria voor een man genaamd [naam 1] werkzaam was en cannabis in een bos plantte. Eiser en anderen werden tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden door de Nigeriaanse politie beschoten. Tijdens deze beschietingen zijn twee agenten gedood. Eiser verkocht zonder medeweten van [naam 1] cannabis aan een verkoper, waarna hij een conflict kreeg met [naam 1] en door hem werd bedreigd. Eiser is daarom gevlucht uit het bos. [naam 1] stuurde vervolgens mannen achter eiser aan die uiteindelijk eisers huisgenoot hebben aangevallen. Eiser is op 15 januari 2014 uit Nigeria gevlucht.
2. Ook verklaart eiser dat hij uit Nigeria is gevlucht vanwege problemen door zijn homoseksuele geaardheid. Zo verklaart hij dat hij in 2004 ontdekte dat hij gevoelens had voor een andere man, genaamd [naam 2] . In 2014 kwam hij weer in contact met [naam 2] , waarna ze hun gevoelens met elkaar hebben gedeeld. Eiser en [naam 2] werden echter door derden gezien toen zij elkaar wilden zoenen. Eiser werd vervolgens gepest.
Het bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook vindt verweerder eisers werkzaamheden als cannabisverbouwer en de problematiek naar aanleiding daarvan geloofwaardig. Verweerder acht eisers gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig, omdat eiser summier, oppervlakkig en vaag heeft verklaard over zijn emoties, gedachten en gevoelens. Ook heeft eiser oppervlakkig en algemeen verklaard over zijn liefdesrelaties. Daarnaast is eisers kennis over de LHBTI-gemeenschap en situatie in Nederland niet afdoende. Tot slot blijkt uit eisers verklaringen dat hij weinig problemen heeft gehad in Nigeria in verband met zijn gestelde homoseksuele geaardheid. De geloofwaardig geachte asielmotieven leiden volgens verweerder niet tot een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. In dat verband overweegt verweerder dat de problemen met [naam 1] zich tien jaar geleden voordeden en eiser geen aanwijzingen heeft aangeleverd dat [naam 1] hem nog steeds zoekt. Ook kan eiser in een ander gedeelte van Nigeria wonen. Het bestreden besluit omvat ook een terugkeerverplichting voor eiser naar Nigeria. Eiser dient Nederland binnen vier weken te verlaten.
Eisers beroepsgronden
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en motiveert dat als volgt. Verweerder overweegt ten onrechte dat eisers homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser onvoldoende zijn gedachten en gevoelens naar voren heeft gebracht. In dat verband verwijst eiser naar een specifieke verklaring waar hij in de ik-vorm heeft verklaard over de situatie in Nigeria over homoseksualiteit. Verder werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het hebben van een relatie. Hij ging er namelijk vanuit dat deze vraag enkel betrekking had op een relatie met een andere man. Daarnaast heeft verweerder summier (door)gevraagd over [naam 2] . Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser onvoldoende moeite heeft gedaan [naam 2] te vinden, nu eiser geen idee heeft waar [naam 2] is. Verder is ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet kan verklaren over de homoseksuele gemeenschap in Nederland, omdat hij niet naar bijeenkomsten gaat en er daarom geen kennis van heeft. Verweerders overweging dat eiser in Nigeria weinig problemen heeft ervaren als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid, maakt niet dat eiser veilig kan terugkeren naar Nigeria. Verweerder moet namelijk beoordelen of eiser zijn homoseksuele geaardheid kan uiten bij terugkeer. Dat is volgens eiser niet mogelijk.
5. Over zijn geloofwaardig geachte problemen met [naam 1] voert eiser aan dat het enkele tijdsverloop er niet voor zorgt dat eiser niet meer te vrezen heeft voor [naam 1] , aangezien de schuld niet is verdwenen. Ook stelt verweerder ten onrechte dat eiser in een ander deel van Nigeria kan wonen. Eiser vreest voor de autoriteiten omdat hij betrokken is geweest bij een schietpartij. Hij zal in een gevangenis in Nigeria een reëel risico op ernstige schade lopen. Dit heeft verweerder ten onrechte niet beoordeeld. Over het terugkeerbesluit stelt eiser dat verweerder ten onrechte in het voornemen geen overwegingen hierover heeft opgenomen. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek.
6. Ter zitting heeft eiser nog gesteld dat verweerder vooringenomen is omdat hij in het bestreden besluit heeft overwogen dat eiser heeft verklaard dat hij in Duitsland heeft gelogen over zijn asielmotieven en dat dit daarom afbreuk doet aan de noodzaak om internationale bescherming.

Beoordeling door de rechtbank

7. Allereerst heeft verweerder kunnen overwegen dat het afbreuk doet aan eisers gestelde noodzaak om internationale bescherming dat hij in Duitsland heeft gelogen over zijn asielmotieven door daar een verhaal te verzinnen over Boko Haram en door in Duitsland niet te verklaren over zijn in Nederland naar voren gebrachte asielmotieven. Verweerder heeft mogen verwachten dat eiser ook in Duitsland had verklaard over zijn problemen met [naam 1] en zijn homoseksuele geaardheid, aangezien hij Nigeria is ontvlucht op zoek naar internationale bescherming vanwege deze problemen. Dat er sprake zou zijn van vooringenomenheid aan de zijde van verweerder, wordt niet gevolgd. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die deze conclusie kunnen rechtvaardigen. Verweerder heeft daarnaast deugdelijk gemotiveerd dat eisers gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is en dat zijn geloofwaardig gevonden asielmotieven geen aanleiding vormen om een asielvergunning te verlenen. Dit zal hieronder nader worden besproken.
Eisers gestelde homoseksuele geaardheid
8. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn emoties, gedachten en gevoelens. Eiser heeft niet gemotiveerd bestreden dat hij geen persoonlijk en authentiek verhaal naar voren heeft gebracht over hoe hij erachter kwam dat hij speciale gevoelens had voor [naam 2] . Ook de tegenwerping dat eiser geen inzicht heeft gegeven in het denkproces rond het ontdekken van zijn seksualiteit en de emoties en gevoelens die daarbij horen, is niet gemotiveerd betwist. Voor zover eiser verwijst naar zijn verklaring in het nader gehoor:
“ik vind het niet goed dat het land het niet mensen toestaan om hun gevoelens tot uitdrukking te brengen",heeft verweerder kunnen overwegen dat met deze verklaring niet duidelijk is geworden wat eiser van de situatie over homoseksualiteit in Nigeria vindt en wat dit precies voor eiser betekent. Omdat eiser stelt dat hij al vanaf 2004 homoseksuele gevoelens heeft, mocht verweerder meer van eiser verwachten in zijn verklaringen. Verder is niet bestreden dat eiser vaag en onduidelijk heeft verklaard over hoe het voor hem voelt wanneer hij zijn seksualiteit wilde uiten maar dit niet kon. Eveneens is niet betwist dat eiser vaag, onduidelijk en summier heeft verklaard op welke manier hij zijn seksualiteit uitdraagt. Eiser gaat in Nederland niet bijeenkomsten en ontmoetingen gaat en hij is ook niet aangesloten bij LHBTI-organisaties en draagt zijn seksualiteit ook niet op een andere manier uit..
9. Eiser merkt terecht op dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard of hij eerder een relatie had. De rechtbank begrijpt echter uit verweerders toelichting ter zitting dat verweerder dit niet tegenwerpt. Hoewel verweerder in het bestreden besluit enerzijds noemt dat eiser heeft verklaard dat hij eerder geen relatie heeft gehad en anderzijds noemt dat eiser een relatie had met de moeder van zijn kinderen, overweegt verweerder niet dat deze verklaringen tegenstrijdig met elkaar zijn en bevat het bestreden besluit geen concrete aanknopingspunten dat verweerder dit tegenwerpt dan wel dat deze verklaringen anderszins doorwerken in negatieve zin voor eiser in de geloofwaardigheidsbeoordeling.
10. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eisers verklaringen over zijn liefdesrelaties oppervlakkig en algemeen zijn. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser met zijn verklaringen over [naam 2] geen enkel inzicht heeft gegeven in wat [naam 2] speciaal maakt. Eisers stelling dat verweerder te weinig heeft (door)gevraagd over [naam 2] wordt niet gevolgd. Eiser is in het nader gehoor voldoende in de gelegenheid gesteld te verklaren over [naam 2] . Daarbij merkt verweerder terecht op dat eiser de mogelijkheid had om correcties en aanvullingen op het nader gehoor in te dienen, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Ook wordt vastgesteld dat eiser in de zienswijze en in de beroepsgronden zijn verklaringen over [naam 2] niet heeft aangevuld. Eisers stelling dat hij geen contact kan opnemen met [naam 2] , omdat hij niet weet waar [naam 2] verblijft, treft geen doel. Eiser wordt immers niet verweten dat hij niet weet waar [naam 2] verblijft, maar aan eiser wordt tegengeworpen dat hij geen enkele inspanning heeft verricht terwijl hij wel verklaart veel van [naam 2] te houden. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser niet heeft bestreden dat het ongeloofwaardig is dat eiser en [naam 2] hun gevoelens voor elkaar hebben gedeeld nadat ze elkaar bijna tien jaar niet hadden gezien en dat zij vervolgens elkaar probeerden te zoenen op een openbare plek in een land waar homoseksualiteit verboden is.
11. Daarnaast overweegt verweerder niet ten onrechte dat eisers kennis over de LHBTI-gemeenschap en de situatie in Nederland niet afdoende is. De enkele stelling van eiser dat hij niet naar deze bijeenkomsten gaat en hij er daarom niets vanaf weet, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verweerder wijst er namelijk terecht op dat eiser ten tijde van het bestreden besluit al ruim twee jaar in Nederland verbleef en dat eiser asiel heeft aangevraagd en daarbij een LHBTI-asielmotief naar voren heeft gebracht. Ook wordt vastgesteld dat eiser de tegenwerping dat hij oppervlakkig heeft verklaard over de situatie van homoseksuelen in Nederland niet gemotiveerd heeft betwist. Tot slot doet eisers stelling dat de situatie bij terugkeer moet worden beoordeeld niet af aan verweerders tegenwerping dat eiser in het verleden weinig problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn gestelde seksuele geaardheid en dat hij erg summier en oppervlakkig heeft verklaard over deze problemen. Verweerder overweegt niet ten onrechte dat deze verklaringen afbreuk doen aan eisers gestelde homoseksuele geaardheid.
12. Gelet op al het bovenstaande heeft verweerder kunnen oordelen dat eisers gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is.
Reëel risico op ernstige schade
13. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder over eisers problemen met [naam 1] niet enkel het tijdsverloop sinds het ontstaan van deze problemen betrokken. Verweerder heeft over deze problemen terecht geoordeeld dat eiser geen enkele aanwijzing heeft aangeleverd dat [naam 1] nog steeds naar hem op zoek is. In dat kader is ook het tijdsverloop van belang, omdat de problemen meer dan tien jaar geleden zijn ontstaan en eiser sindsdien niets meer van [naam 1] heeft vernomen. De enkele stelling van eiser dat hij in de gevangenis in Nigeria kan belanden en hij in de gevangenis een reëel risico op ernstige schade loopt, heeft verweerder onvoldoende concreet kunnen vinden. Eiser heeft deze stelling ook niet nader onderbouwd met objectieve (landen)informatie.
Het terugkeerbesluit
14. In zijn verweerschrift heeft verweerder erkend dat in het voornemen ten onrechte niet is overwogen dat verweerder voornemens is te besluiten dat eiser binnen vier weken dient terug te keren naar Nigeria. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden, aangezien eiser niet in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze uit te brengen over het terugkeerbesluit en de daarbij behorende vertrektermijn. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat uit artikel 45, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat een besluit waarbij de asielaanvraag wordt afgewezen ook van rechtswege geldt als een terugkeerbesluit. Daarnaast volgt uit artikel 62, eerste lid, van de Vw dat in beginsel de vertrektermijn vier weken is, wat ook bij eiser het geval is. Verder wordt vastgesteld dat eiser geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit. Niet is gebleken dat eiser als gevolg van dit gebrek in zijn belangen is geschaad.

Conclusie en gevolgen

15. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
16. Vanwege het onder rechtsoverweging 14 geconstateerde gebrek veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is op 30 juni 2025 gedaan door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.