ECLI:NL:RBDHA:2025:11600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
NL25.8666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse pastoor wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1984, heeft in 2022 asiel aangevraagd in Nederland na een reeks bedreigingen en geweld in Nigeria, waar hij als pastoor werkzaam was. De asielaanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 12 juni 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht ongegrond heeft verklaard, omdat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van de eiser voldoende heeft betrokken in de beoordeling en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8666

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1984 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Op 18 april 2022 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser werkte sinds 2012 samen met zijn vader in Benin City als pastoor. Door deze werkzaamheden werd hij bedreigd door zogenaamde
bad gangs. Een vriend van eisers vader, die eveneens werkzaam was als pastoor, is in Benin City vermoord. Eiser is om deze redenen in 2013 gevlucht naar Abuja. In 2018 heeft hij Abuja verlaten vanwege de algemene onveilige situatie daar en is hij naar Lagos gegaan. Hij heeft Lagos in 2021 verlaten wegens dezelfde redenen en is teruggekeerd naar Abuja met het doel om Nigeria te verlaten. Hij is in 2021 met een studievisum naar Oekraïne gereisd. Vanwege de oorlog met Rusland is hij in 2022 naar Nederland gegaan en heeft hij hier asiel aangevraagd. In 2022 heeft eiser zijn kerkgenootschap de
'[kerkgenootschap]'officieel geregistreerd. Hij predikt en schrijft op sociale media. Op sociale media wordt eiser door personen uit Nigeria bedreigd en uitgescholden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder heeft de beoordeling van eisers werkzaamheden als pastoor en de daaruit voortvloeiende problemen niet beoordeeld op geloofwaardigheid, omdat dit asielmotief hoe dan ook geen aanleiding geeft om een asielvergunning te verlenen. [1] Verweerder overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en hij voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte eisers werkzaamheden als pastoor en de daaruit voortvloeiende problemen niet beoordeeld op geloofwaardigheid. Verweerder heeft niet alle feiten en gebeurtenissen kenbaar meegenomen in de beoordeling van de zwaarwegendheid. Eiser verwijst naar de landeninformatie en de YouTube-video’s die hij in zijn zienswijze heeft genoemd. Deze bronnen onderbouwen dat pastoors in Nigeria worden vervolgd. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte overwogen dat eiser probleemloos in Nigeria heeft verbleven vanaf 2013. Eiser heeft uit Benin City moeten vertrekken wegens de dreiging van
bad gangs, hetgeen verweerder heeft miskend. Vervolgens heeft eiser in Abuja en Lagos zijn werk als predikant voor zijn kerk niet kunnen uitoefenen. Verder heeft verweerder ten onrechte bij zijn beoordeling betrokken dat eiser niet direct in Oekraïne asiel heeft aangevraagd. Eiser merkt in dat verband op dat de UNHCR [2] een aantal kanttekeningen heeft geplaatst bij de voorwaarde dat een asielzoeker zo snel mogelijk asiel moet aanvragen. Verder merkt eiser op dat de omstandigheid dat hij de
bad gangsdie hem bedreigden niet bij naam kan noemen niet relevant is bij de beoordeling van de zwaarwegendheid, want deze tegenwerping van verweerder ziet op de geloofwaardigheid en eisers asielmotief is geloofwaardig geacht door verweerder. Tot slot herhaalt eiser dat hij online wordt bedreigd en heeft hij ter onderbouwing hiervan een schermafdruk overgelegd van een reactie op een bericht op sociale media van eiser.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit gebruik heeft gemaakt van de zogeheten ‘pilot zwaarwegendheid’. Bij uitspraak van 17 augustus 2022 heeft de Afdeling [3] geoordeeld dat deze werkwijze mag worden toegepast, mits verweerder alle verklaringen van een vreemdeling over zijn asielmotieven als uitgangspunt neemt voor de zwaarwegendheidsbeoordeling. [4] De rechtbank zal hieronder, in het licht van eisers beroepsgronden, beoordelen of verweerder alle verklaringen van eiser voldoende gemotiveerd heeft betrokken.
5. Over de landeninformatie en de YouTube-video’s heeft verweerder in het bestreden besluit terecht overwogen dat deze bronnen te algemeen van aard zijn en eiser met de enkele verwijzingen hiernaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Verweerder overweegt terecht dat eiser zijn vrees baseert op aannames en vermoedens. In dat verband is ook van belang dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiser heeft verklaard dat hij persoonlijk geen problemen heeft ondervonden na zijn vertrek uit Benin City in 2013. [5] Uit de verklaringen van eiser op de zitting begrijpt de rechtbank dat eiser tussen 2013 en 2021 zijn werkzaamheden nog wel heeft uitgeoefend, maar voor een kleiner publiek. Verweerder overweegt dan ook terecht dat eisers langdurige verblijf in Nigeria van 2013 tot 2021, waarbij hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden, afbreuk doet aan het risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer.
6. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat uit eisers keuze om in Oekraïne geen asiel aan te vragen niet blijkt dat eiser vreest voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. De door eiser weergegeven kanttekeningen van de UNHCR geven geen aanleiding tot een ander oordeel, omdat verweerder zijn conclusie niet alleen heeft gebaseerd op deze tegenwerping. Verweerder werpt ook terecht tegen dat eiser de groeperingen die hem hebben bedreigd niet bij naam kan benoemen en dat dit afbreuk doet aan het risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer. Eisers stelling dat dit niet relevant is, wordt dan ook niet gevolgd. Tot slot geven de schermafdrukken van eisers activiteiten op sociale media en de schermafdruk van de reactie van een derde geen aanleiding tot een ander oordeel. De reactie van de derde is namelijk onvoldoende concreet om aan te nemen dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Nigeria.
7. Omdat verweerder terecht heeft overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt, en verweerder alle verklaringen van eiser voldoende heeft betrokken, heeft verweerder de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers werkzaamheden als pastoor en de daaruit voortvloeiende problemen in het midden kunnen laten.
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Overeenkomstig verweerders beleid, paragraaf C1/4.1, onder 5 en 6, van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.United Nations High Commissioner for Refugees.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2022:2333.
5.Pagina 14 van het rapport nader gehoor van 12 februari 2025.