In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om een omgevingsvergunning te verlenen voor het verkleinen van de winkel en het vergroten van de woning in zijn pand beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, heeft in 2022 een vergunning aangevraagd voor het wijzigen van de indeling van zijn pand, dat in een winkelgebied ligt. Het college heeft de vergunning geweigerd op basis van strijd met het bestemmingsplan en het detailhandelsbeleid van de gemeente. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de motivering van het college niet deugdelijk is en dat er sprake is van een bijzondere situatie, aangezien eerder al toestemming is verleend voor het omzetten van winkelruimte naar woonruimte.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de gevraagde vergunning niet kan worden verleend, vooral gezien de eerdere goedkeuring voor een vergelijkbare wijziging. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college niet adequaat heeft onderbouwd waarom het niet bereid is om af te wijken van dit plan. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in gebieden met leegstand en veranderende marktomstandigheden.