In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd, verzocht om schorsing van de lijfsdwang die tegen hem was opgelegd vanwege een ontnemingsmaatregel. Eiser had een betalingsverplichting van € 250.000,- aan de Staat, voortvloeiend uit een veroordeling voor overtredingen van de Opiumwet. Eiser stelde dat hij in betalingsonmacht verkeerde en deed een voorstel voor een betalingsregeling van € 100,- per maand. De Staat weigerde dit voorstel en voerde aan dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om meer te betalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet in zijn vordering kon worden ontvangen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en betalingsonmacht. De vordering tot schorsing van de lijfsdwang werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten.