ECLI:NL:RBDHA:2025:11660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure

Op 30 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 2 mei 2025 afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten om zonder zitting uitspraak te doen.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd opgemerkt dat er op 30 juni 2025 al een uitspraak was gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL25.22596), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Y. Chakur. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De relevante artikelen uit de Vreemdelingenwet 2000 zijn ook genoemd in de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22597

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoekerV-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. M.M. Polman)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 30 juni 2025, zaaknummer NL25.22596, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, Vw.