ECLI:NL:RBDHA:2025:11684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
NL25.9595
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag door besluitmoratorium Syrië

In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Syrië, op 28 februari 2025 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag, die hij op 5 oktober 2023 had ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 24 april 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke stellen voordat hij beroep kan instellen. Eiser heeft de minister op 10 februari 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er een besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië van kracht was, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen was verlengd. Dit betekende dat de termijn om te beslissen op de aanvraag nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf en is op 30 mei 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9595
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D. Aygur),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 februari 2025 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 5 oktober 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).
De minister heeft op 24 april 2025 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiser komt uit Syrië. Eiser heeft op 5 oktober 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.4 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser heeft de minister op 10 februari 2025 in gebreke gesteld, omdat hij van mening was dat de minister niet tijdig had beslist op de aanvraag. Dat zou hoe dan ook tijdig zijn geweest, ongeacht de rechtmatigheid van WBV 2023/3.5 Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 28 februari 2025 beroep ingesteld.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
4. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië evenwel een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.6 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvraag. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.7
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De termijn om te beslissen op de aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom kennelijk niet ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier.
5 Zie ECLI:EU:C:2025:326.
6 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
7 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.