ECLI:NL:RBDHA:2025:11690
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Slowakije in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit hebbende man, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Slowakije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. Eiser voerde aan dat hij vanwege de geringe omvang van de vluchtelingenpopulatie in Slowakije, waar hij eerder al bedreigd was, niet veilig kon worden overgedragen aan de Slowaakse autoriteiten. De rechtbank overwoog dat verweerder mag uitgaan van het vermoeden dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen, en dat het aan eiser was om concrete aanwijzingen te geven dat hij bij overdracht aan Slowakije een reëel risico liep op een met het EVRM en het Handvest strijdige behandeling. De rechtbank concludeerde dat eiser geen voldoende onderbouwing had geleverd voor zijn stellingen en dat de beroepsgronden niet slagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling was genomen.