ECLI:NL:RBDHA:2025:11697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
NL24.3711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser, geboren in 2000, heeft op 24 juli 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, waarbij hij aanvoert dat hij in Marokko heeft deelgenomen aan demonstraties voor mensenrechten en dat hij vanwege zijn activiteiten vreest voor vervolging. De asielaanvraag is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivatie dat Marokko als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juni 2025, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de asielmotieven onvoldoende zijn om een asielvergunning te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten en dat hij bij hen terecht kan voor bescherming.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, met betrekking tot de ingangsdatum van het voorlopig uitstel van vertrek en de omstandigheden van het gehoor, niet verder besproken omdat deze zijn ingetrokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend aan de eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3711

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, na diverse aanhoudingen van de zitting, op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 24 juli 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko heeft deelgenomen aan demonstraties voor mensenrechten. Bij eiser thuis heeft de politie een inval gedaan in verband met een zoektocht naar zijn broer. De politie heeft de vader van eiser daarbij gedwongen een verklaring te tekenen namens eiser en zijn broers. In de verklaring staat dat als eiser deel neemt aan een protest, hij tien jaar gevangenisstraf zal krijgen.
2. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties op school en in het openbaar. Verder acht verweerder het geloofwaardig dat de vader van eiser een verklaring heeft moeten ondertekenen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als een veilig land van herkomst wordt beschouwd én omdat eiser niet onmiddellijk asiel in Nederland heeft aangevraagd. [1] Ten aanzien van de kwalificatie van Marokko als veilig land van herkomst voor eiser, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt. Daarnaast geven de geloofwaardig gevonden asielmotieven geen aanleiding voor verweerder om een asielvergunning te verlenen, omdat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten. Omdat eiser tijdens zijn asielprocedure medische stukken heeft ingediend waaruit blijkt dat hij onder behandeling staat en medicatie ontvangt, verleent verweerder met ingang van de datum van het bestreden besluit voorlopig uitstel van vertrek [2] in afwachting van een BMA [3] -onderzoek.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt dat verweerder een onjuiste ingangsdatum voor het voorlopig uitstel van vertrek heeft gehanteerd. Verweerder had namelijk uitstel van vertrek moeten verlenen met ingang van de datum van de indiening van de asielaanvraag. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat het gehoor op 3 augustus 2023 niet had mogen plaatsvinden, omdat hij in een psychose verkeerde. Tot slot voert eiser aan dat een gedwongen terugkeer naar Marokko een schending van artikel 3 van het EVRM zal opleveren. Als gevolg van de door eisers vader ondertekende verklaring hebben de Marokkaanse autoriteiten eiser monddood gemaakt. Het is dan ook logisch dat hij enige tijd geen problemen heeft ondervonden. Eiser durfde namelijk niets te ondernemen.
4. Op zitting heeft eiser zijn beroepsgronden over de ingangsdatum van het voorlopig uitstel van vertrek en dat het gehoor van 3 augustus 2023 niet had mogen plaatsvinden ingetrokken. De rechtbank zal deze beroepsgronden dan ook hieronder niet bespreken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Het is niet in geschil dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. [4]
6. Uit het landgebonden beleid [5] voor Marokko van verweerder volgt dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet geldt ten aanzien van:
  • LHBTIQ+;
  • (online) journalisten en (mensenrechten)activisten, die kritiek uitoefenen op de Islam, het koningshuis en/of de Marokkaanse regering – onder meer vanwege het officiële standpunt van de regering betreffende de Westelijke Sahara;
  • de Hirak Rif-activisten en journalisten die verslag deden over de situatie in het Rifgebergte en de demonstraties aldaar;
  • personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Marokko bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden.
7. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet onder een uitzonderingscategorie valt. Verweerder overweegt terecht dat eiser nooit heeft gesteld dat hij een Hirak Rif activist is. Ook stelt verweerder terecht vast dat eiser geen documenten heeft overgelegd die het aannemelijk maken dat hij onder deze uitzonderingscategorie valt. Ook heeft verweerder gelet op eisers verklaringen terecht geen aanleiding gezien om te concluderen dat eiser onder deze uitzonderingscategorie valt. Daartoe overweegt verweerder terecht dat uit eisers verklaringen volgt dat hij zelf geen specifieke rol heeft gehad bij de demonstraties, dat eiser zelf heeft besloten te stoppen met demonstreren nadat de verklaring door zijn vader was ondertekend én dat eiser niet politiek actief is op Facebook. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat eiser onder een andere uitzonderingscategorie valt.
8. Nu eiser niet onder een uitzonderingscategorie valt en het niet in geschil is dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is, betekent dit dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiser bij de Marokkaanse autoriteiten terecht kan voor bescherming tegen de gestelde problemen. In dat verband heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk in de negatieve aandacht van de Marokkaanse autoriteiten staat. Uit eisers verklaringen volgt immers dat hij op school niet persoonlijk is aangesproken, maar als groep. Daarbij wijst verweerder er terecht op dat destijds alleen was gevraagd om te stoppen met demonstreren en eiser verder geen persoonlijke problemen heeft ervaren. Ook merkt verweerder terecht op dat eiser heeft verklaard dat de politie bij de huisinval op zoek was naar eisers broer en niet naar eiser. Ook hebben eiser en zijn familieleden na het ondertekenen van de verklaring niets meer van de Marokkaanse autoriteiten vernomen. Daarnaast is niet door eiser betwist dat eiser op een normale wijze deel kon nemen aan de samenleving. De enkele stelling van eiser dat hij door de verklaring monddood is gemaakt geeft in het licht van de hiervoor niet betwiste tegenwerpingen geen aanleiding tot een ander oordeel.
9. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat Marokko ook voor eiser persoonlijk is aan te merken als een veilig land van herkomst. Verweerder heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 64 van de Vw.
3.Bureau Medische Advisering.
4.Zie in dat verband ook de laatste herbeoordeling: de brief van de toenmalige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 met het onderwerp ‘Herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië’ en met het kenmerk 4613257.
5.Als bedoeld in paragraaf C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).