ECLI:NL:RBDHA:2025:11705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
NL23.31845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd om bij zijn echtgenote te verblijven, kreeg op 12 juni 2023 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. Tevens werd hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 september 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, wat volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb vereist is. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om binnen vier weken de gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook na een tweede verzoek om toelichting heeft eiser geen gronden ingediend, en zijn gemachtigde heeft zich uiteindelijk onttrokken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het niet inhoudelijk wordt beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,V-nummer: [V-nummer].

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag voor een verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf bij echtgenote van eiser afgewezen. Ook zijn aan eiser een terugkeerbesluit en het zware inreisverbod van tien jaren opgelegd.
Eiser heeft hiertegen op 18 juni 2023 bezwaar ingediend. Bij besluit van 7 september 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Dat zijn de punten waarop degene die beroep instelt het niet eens is met het bestreden besluit.
Indien er geen gronden worden ingediend, kan de rechtbank op grond van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. De rechtbank moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
Het beroepschrift van eiser bevat geen gronden. Daarom heeft de rechtbank middels een bericht in het digitale dossier op 9 oktober 2023 aan de toenmalige gemachtigde van eiser gevraagd om binnen vier weken de gronden in te dienen. Hierbij is meegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien de gronden niet binnen de gestelde termijn alsnog worden ingediend. Op dit bericht is geen reactie gekomen. Op 9 november 2023 heeft de rechtbank opnieuw een bericht naar de toenmalige gemachtigde verstuurd met het verzoek om binnen één week een toelichting te geven voor het laten verstrijken van de eerder gestelde termijn. De toenmalige gemachtigde van eiser heeft zich op 12 november 2023 onttrokken als gemachtigde, omdat het hem niet meer was gelukt om in contact te komen met eiser.
Eiser heeft tot aan het moment van sluiten van het onderzoek geen gronden van beroep ingediend. Gesteld noch gebleken is dat in het geval van eiser sprake is van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juli 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.