2.2.Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en aan eiseres de verplichting opgelegd om uit eigen beweging en op verzoek informatie te verschaffen over de inspanningen die zijn of worden verricht ten aanzien van de verkoop van de woning in Turkije. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat de waarde van de woning € 23.586,- bedraagt en dat dit bedrag boven de vermogensvrijlatingsgrens ligt.
3. Eiseres voert aan dat bij echtscheiding mondeling was afgesproken dat de echtgenoot de woning zou mogen bewonen. Zij ging er van uit dat daarmee haar aanspraak op een deel van de woning was vervallen.
Voorts voert eiseres aan de waarde van de woning in Turkije veel te hoog is vastgesteld. Haar aandeel in de woning is veel lager is dan de vermogensgrens die voor haar geldt. Maar ook indien ervan wordt uitgegaan dat de waarde van de woning € 23.586,- zou zijn, dan komt slechts de helft, een bedrag van € 11.793,- aan haar toe. Rekening houdend met de vermogensvrijlatingsgrens van € 7.575,- is er slechts sprake van gering vermogen van
€ 5.493,-. Dit rechtvaardigt niet dat eiseres kostbare financiële inspanningen in Turkije moet ondernemen om haar aandeel te gelde te maken.
Tot slot stelt eiseres dat redelijkerwijs van haar niet gevraagd kan worden dat zij inspanningen verricht om de woning te verkopen. Zij is niet opgewassen tegen haar ex-man en heeft ook niet de financiële middelen om naar Turkije te reizen en juridische stappen te ondernemen tegen haar ex-man om haar aandeel in de woning aan hem te verkopen tegen de door verweerder vastgestelde verkoopwaarde. Bovendien werkt haar ex-man niet mee aan de verkoop van de woning en kan zij het niet het niet opbrengen om contact te hebben met hem. De verplichting om de woning in de verkoop te zetten is daarom voor haar onmogelijk.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ingevolge artikel 55 van de Participatiewet kan het college, naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging.
5. Bij het primaire besluit was aan eiseres de verplichting opgelegd om de woning in Turkije te verkopen. Die verplichting is na heroverweging in bezwaar aanzienlijk afgezwakt. Blijkens het bestreden besluit is nu aan eiseres enkel nog de verplichting opgelegd om “informatie te verschaffen over de inspanningen die zijn of worden verricht ten aanzien van de verkoop van de woning in Turkije”. Nu vast staat dat eiseres mede-eigenaar is van de woning in Turkije en het bezit van een woning is aan te merken als vermogen en daarmee van belang voor de vaststelling van het recht op bijstand, heeft verweerder van eiseres mogen verlangen informatie te verstrekken over de inspanningen die zijn of worden verricht met als doel het te gelde maken van de waarde van de woning. Een dergelijke verplichting mag naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid aan de bijstandsgerechtigde worden opgelegd. Wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Op grond van wat ter zitting is besproken lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat het als gevolg van de opstelling van de ex-echtgenoot van eiseres zeer onwaarschijnlijk is dat de woning in Turkije binnen afzienbare tijd zal (kunnen) worden verkocht. De vraag is dan welke consequenties verweerder dient te verbinden aan het gegeven dat eiseres nog altijd onroerend goed in Turkije bezit. Om uit die impasse te komen geeft de rechtbank verweerder in overweging om in dit specifieke geval een regeling te treffen met eiseres, inhoudende dat uitgegaan wordt van de waarde van woning zoals die door de taxateur in Turkije is vastgesteld. Van die waarde komt eiseres de helft toe. Dat bedrag zou kunnen worden verrekend met de vermogensvrijstelling.