ECLI:NL:RBDHA:2025:11747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
09-400517-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor minderjarige verdachte in poging tot ontploffing door gebrek aan bewijs van medeplegen

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De zaak werd behandeld op de besloten zittingen van 16 en 20 juni 2025. De officier van justitie, mr. E.J. Huisman, eiste een jeugddetentie van 150 dagen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet betrokken was bij de feitelijke uitvoering van het delict, aangezien hij op het moment van de poging op Curaçao was. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte als tussenpersoon niet voldoende was om te spreken van medeplegen, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vorderingen betrekking hadden. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-400517-24
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 16 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 20 juni 2025 (sluiting onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. E.J. Huisman en de advocaat van de verdachte is mr. S. Wortel. De verdachte is op de terechtzitting van 16 juni 2025 verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 juni 2025 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in het Koninkrijk der Nederlanden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in/bij een woning gelegen aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woning(en) en/of zich in die woning en/of aangrenzende woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een of meer zich in deze woning en/of aangrenzende woning(en) bevindend(e) perso(o)n(en) en/of een of meer perso(o)n(en) die zich in de directe omgeving/nabijheid van die woning bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
- (via Snapchat) één of meer berichten en/of audio messages heeft verzonden naar zijn mededader(s) en/of telefonische gesprekken heeft gevoerd met zijn mededader(s) met instructies/aansturing(en)/aansporingen en/of actuele informatie over het teweegbrengen van een ontploffing bij voornoemde woning aan de [adres 2] en/of
waarbij/waarna (vervolgens) door zijn mededader(s) een tas bij de voordeur van voornoemde woning is geplaatst met een explosief, althans ontvlambaar en/of ontplofbaar en/of brandbaar voorwerp en/of vloeistof en/of door zijn mededader(s) is getracht het voorwerp in de betreffende tas middels een draad en/of aansteker tot ontploffing te brengen, althans in aanraking te brengen met open vuur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De beoordeling van de tenlastelegging

3.1
Inleiding
Naar aanleiding van een melding werden op 10 oktober 2024 in Alphen aan den Rijn rond 22:37 uur twee personen aangehouden, medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In de rugzak van [medeverdachte 2] bleek een explosief en een elektriciteitsdraad te zitten. Het explosief woog 586 gram (bruto) en bleek flitspoeder te betreffen. In de broekzak van [medeverdachte 2] werd een batterij aangetroffen. Volgens [medeverdachte 2] kon het explosief met een draad en een batterij tot ontploffing worden gebracht.
Uit camerabeelden volgt dat twee personen eerder die avond in Alphen aan den Rijn rond 20:30 uur bij de voordeur van een woning aan de [adres 2] zijn geweest. Persoon 1 – door de politie herkend als [medeverdachte 1] – liep naar de voordeur van de woning met in zijn hand, wat leek, een wit draad. Vervolgens leek hij iets neer te leggen en rende weg. Op de beelden werd op dat moment gehoord: “hij gaat ploffen”. Persoon 2 – door de politie herkend als [medeverdachte 2] – stond enkele meters naast de tuin van de woning en maakte een beweging alsof hij aan een touw trok. Op de beelden is verder te horen “gewoon voor die deur ploffen bitch”. Persoon 2 liep vervolgens naar de voordeur en bukte ter hoogte van de voordeur. Bij een persoon die enkele meters van de voordeur stond lichtte iets op. Hierna leek het erop dat persoon 2 iets bij de voordeur opraapte. Hij draaide zich vervolgens om en rende weg.
De verdachte bevond zich van 27 september 2024 tot 17 oktober 2024 op Curaçao. Rond het moment dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het explosief voor de deur van de woning aan de [adres 2] plaatsten heeft de verdachte, als gebruiker van het Snapchataccount [snapchataccount 1] , zowel in een groepsgesprek als één op één, berichten uitgewisseld met de gebruiker van Snapchataccount [snapchataccount 2] en de gebruiker van Snapchataccount [snapchataccount 3] , zijnde medeverdachte [medeverdachte 1] , aan wie hij heeft bericht dat hij zijn hersens moet gebruiken en het moet laten lukken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van de bestanddelen levensgevaar en/of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 76 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte met zijn zus naar de kerk moet. De officier van justitie vordert dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van te duchten levensgevaar en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de rol van de verdachte, die van tussenpersoon betrof en dat zijn rol dus kleiner was dan die van de uitvoerders en ook kleiner dan door de officier van justitie wordt aangenomen. Hij stond er niet boven. De verdachte is er tussen geplaatst, moest garant staan en heeft de uitvoerders niet gedwongen. Het gedrag van de verdachte betreft strafbaar gedrag en de raadsvrouw verzoekt om daarvoor aan de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en af te zien van het opleggen van ook een werkstraf.
3.4
Vrijspraak
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte als medepleger van de poging tot het teweegbrengen van een ontploffing met een explosief kan worden aangemerkt. Vast staat dat de verdachte niet degene is geweest die het explosief voor de voordeur van de woning aan de [adres 2] heeft geplaatst, dat hij niet de persoon is geweest die gepoogd heeft het explosief tot ontploffing te brengen en ook dat hij het explosief niet op enig moment voorhanden heeft gehad. De verdachte was ten tijde van de poging tot ontploffing op Curaçao.
De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n). Ook als het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het geven van informatie), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit moet dan wel van voldoende gewicht zijn. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten, en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op basis van het dossier en de zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben de opdracht om een explosief te plaatsen geaccepteerd. De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en hij elkaar kennen en dat [medeverdachte 2] hem als een grote broer zag. Hij heeft ook verklaard dat hij door de gebruiker van het Snapchataccount [snapchataccount 2] aan het groepsgesprek waaraan ook medeverdachte [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] deelnam (medeverdachte [medeverdachte 2] had geen telefoon en maakte volgens [medeverdachte 1] gebruik van het Snapchataccount van [medeverdachte 1] : [snapchataccount 3] ), is toegevoegd. Volgens de verdachte is hij er tussen geplaatst om medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te begeleiden en moest hij ook garant staan: als het niet goed ging, “kwam alles op hem” en zou hij de schuld krijgen. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door Snapchatberichten die de verdachte – als de gebruiker van Snapchataccount [snapchataccount 1] – in eerdergenoemd groepsgesprek heeft gestuurd naar het Snapchataccount [snapchataccount 2] , waarin hij vraagt hoe ze bij hem zijn gekomen, de screenshots op de telefoon van de verdachte van opdrachten die de verdachte ontving van Snapchataccount [snapchataccount 2] om door te geven aan de uitvoerders – medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – en de berichten die medeverdachte [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] en de verdachte naar elkaar hebben gestuurd nadat het niet gelukt was om het explosief tot ontploffing te brengen.
Uit de Snapchatberichten in het dossier volgt voorts dat de gebruiker van het Snapchataccount [snapchataccount 4] degene is geweest die het explosief heeft geregeld en dat hij ook degene was die de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten tijde van het plegen van het feit onder druk heeft gezet om het explosief te plaatsen en aanwijzingen heeft gegeven waar en hoe het explosief geplaatst moest worden. [snapchataccount 4] is ook degene die, nadat bleek dat het niet lukte het explosief tot ontploffing te brengen vanwege een draad die was losgegaan, de instructie heeft gegeven te vertrekken. [snapchataccount 2] is degene geweest die het vervoer heeft geregeld om de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te halen na het uitvoeren van de opdracht. De verdachte heeft volgens zijn verklaring - toen de chauffeur al op weg was - het adres van medeverdachte [medeverdachte 2] doorgegeven zodat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daar konden worden opgehaald. Hij heeft daarnaast gedurende de periode van het plegen van het ten laste gelegde feit informatie doorgespeeld naar de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over waar zij moesten zijn en wat zij moesten doen. Hij heeft daarbij het adres [adres 2] doorgegeven en gezegd dat ze het moesten laten lukken. De verdachte heeft verklaard dit te hebben gedaan omdat hem die opdracht was gegeven en hij de schuld zou krijgen als het niet goed zou gaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte alleen een rol heeft gehad tijdens de uitvoering van het feit, zonder daarbij op enig moment fysiek aanwezig te zijn geweest. Uit het dossier volgt op geen enkele wijze dat de verdachte betrokken is geweest bij het maken van het plan of bij de voorbereiding daarvan, zoals het regelen van uitvoerders, van het explosief en van het vervoer. De verdachte heeft de aan hem gegeven opdracht om de jeugdige uitvoerders te begeleiden niet geweigerd en heeft daar naar gehandeld. Voor zover dit uit het dossier kan worden opgemaakt, is de rol van de verdachte beperkt gebleven tot het als tussenpersoon in contact staan met de uitvoerders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het aan hen doorgeven van cruciale informatie. Niet is gebleken dat deze cruciale informatie – waaronder het doorgeven van het adres waar het explosief geplaatst moest worden – vanuit de verdachte zelf kwam: hij heeft deze informatie van zijn opdrachtgever(s) gekregen met de opdracht die door te spelen. Naar het oordeel van de rechtbank is de rol van de verdachte aldus van onvoldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een voldoende materiële en/of intellectuele bijdrage aan het ten laste gelegde feit. De rol van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank beperkt gebleven tot die van medeplichtige. Hij is immers behulpzaam geweest bij de poging tot het tot ontploffing brengen van een explosief voor de voordeur van de woning aan de [adres 2] door inlichtingen te verstrekken aan de uitvoerders. Nu aan de verdachte alleen het medeplegen van dit feit ten laste is gelegd, kan de rechtbank niet anders dan de verdachte integraal vrijspreken.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , ter zitting bijgestaan door mr. M.P. de Klerk, hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] vorderen ter vergoeding van schade een bedrag van 2.000,- euro en de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] vorderen ter vergoeding van schade een bedrag van 750,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vorderingen zien op immateriële schade en ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte van het feit waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, kinderrechter,
en mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.T. Verlinde en M. Wouters, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2025.