ECLI:NL:RBDHA:2025:11753
Rechtbank Den Haag
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de zaken tussen [naam 1] en [naam 2] en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het betreft de verlening van een omgevingsvergunning aan verzoeker voor het veranderen en vergroten van de woning aan de [adres] te [plaats] naar drie woningen. Bij besluit van 14 maart 2022 heeft het college aan verzoeker de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Bij afzonderlijke besluiten van 20 september 2022 heeft het college de bezwaren van [naam 1] en [naam 2] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 december 2024 de beroepen van [naam 1] en [naam 2] tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Verzoeker nam als derde-belanghebbende deel aan deze procedure. Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn verzocht. De rechtbank oordeelt dat verzoeker rechthebbende is ter zake van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De behandeling van zaken als deze mag maximaal twee jaar duren, maar in dit geval heeft de behandeling in totaal twee jaar en negen maanden geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn met negen maanden. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 1.000,- aan verzoeker, die geheel toe te rekenen is aan de rechtbank. De rechtbank veroordeelt de Staat tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten van verzoeker, begroot op € 226,75. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht, omdat verzoeker als derde-belanghebbende geen griffierecht heeft betaald.