ECLI:NL:RBDHA:2025:11838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
NL24.27463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en leeftijdsbepaling in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die stelt minderjarig te zijn. Eiser, geboren op [datum 2] 2006 volgens zijn eigen verklaring, heeft een asielaanvraag ingediend op 22 februari 2023. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag ingewilligd, maar de geboortedatum vastgesteld op [datum 1] 2004, gebaseerd op informatie uit Griekenland. Eiser heeft tegen deze vaststelling beroep ingesteld, waarbij hij documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn minderjarigheid. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op verschillende momenten aangehouden om nader onderzoek te laten verrichten naar de overgelegde documenten. Uiteindelijk zijn deze documenten door Bureau Documenten als vals bevonden. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom de geboortedatum van eiser op [datum 1] 2004 moet worden vastgesteld. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken kunnen overleggen die zijn stelling ondersteunen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27463

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep richt zich tegen de in het bestreden besluit vermelde geboortedatum van eiser.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Op 22 januari 2025 heeft eiser verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep voor de duur van zes maanden teneinde eiser in de gelegenheid te stellen alsnog zijn minderjarigheid aan te tonen.
Naar aanleiding van de gronden van beroep, de na het bestreden besluit overgelegde stukken en correspondentie heeft verweerder een aanvullend besluit genomen op 31 januari 2025.
Op 3 februari 2025 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 6 februari 2025 zijn verweerder en eiser er van op de hoogte gesteld dat het verzoek om aanhouding vooralsnog niet wordt toegewezen en ter zitting (nader) zal worden besproken.
De rechtbank heeft het beroep en verzoek om aanhouding op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek geschorst.
Bij bericht van 14 februari 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen de overgelegde documenten te laten onderzoeken door Bureau Documenten.
Op 15 mei 2025 heeft verweerder de resultaten van het onderzoek door Bureau Documenten ingebracht, samen met een aanvullend verweerschrift.
Eiser heeft op 27 mei 2025 gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald, met instemming van partijen, dat een nadere zitting achterwege blijft. Op 30 mei 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 27 juni 2025 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2004 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 22 februari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd en de geboortedatum van eiser vastgesteld op [datum 1] 2004. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag opgegeven dat hij op [datum 2] 2006 is geboren. De AVIM [1] heeft daarop een leeftijdsschouw verricht en geconcludeerd dat twijfel bestaat over zijn opgegeven leeftijd. Tijdens het aanmeldgehoor van 25 februari 2023 is opnieuw een leeftijdsschouw verricht, waarbij eiser als evident minderjarig is beoordeeld. Omdat deze beoordelingen tot verschillende conclusies hebben geleid, heeft verweerder nader onderzoek verricht. Uit het Eurodac-resultaat is gebleken dat eiser op 16 november 2022 in Griekenland een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft op grond van artikel 34 van de Dublinverordening [2] de Griekse autoriteiten om nadere informatie omtrent zijn registratie aldaar verzocht. Op 15 maart 2023 is medegedeeld dat eiser in Griekenland is geregistreerd met de geboortedatum [datum 1] 2004. Verweerder is in het bestreden besluit uitgegaan van deze geboortedatum, nu eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd en geen overtuigende verklaring heeft gegeven voor de door eiser opgegeven afwijkende geboortedatum. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 9 oktober 2024. [4]
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat hij op [datum 2] 2006 is geboren. Ter onderbouwing heeft eiser in beroep een kopie van een uittreksel geboorteregister en een kopie van zijn familieboekje overgelegd. Volgens eiser zijn de originele documenten op 1 augustus 2024 aan Bureau Documenten toegezonden, maar aanvankelijk naar een onjuist adres verstuurd. Nadat eiser zijn documenten had teruggevonden, zijn deze alsnog verzonden aan Bureau Documenten.
4. Op 15 mei 2025 heeft verweerder de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten overgelegd. Daaruit blijkt dat zowel het familieboekje als het uittreksel geboorteregister vals zijn bevonden. De legalisatie van het geboorteregister is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Eiser betwist dat de documenten vals zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024 volgt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet langer bepalend is voor de bewijskracht van een in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum. Dat betekent echter niet dat aan een dergelijke registratie geen betekenis toekomt. Verweerder moet gemotiveerd aangeven welk gewicht aan die registratie wordt toegekend en waarom. Daarbij dient verweerder onder meer acht te slaan op de wijze van registratie, het al dan niet ontbreken van identificerende documenten en de verklaringen van de vreemdeling. Indien de registratie uitsluitend is gebaseerd op eigen verklaringen van de vreemdeling, moet verweerder nagaan onder welke omstandigheden deze verklaringen zijn afgelegd. De vreemdeling zal op zijn beurt een aannemelijke verklaring moeten geven voor afwijkende geboortedata, aangezien die in beginsel afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn overige verklaringen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de beoordeling van eisers geboortedatum niet uitsluitend is uitgegaan van de registratie in Griekenland, maar ook andere relevante omstandigheden in zijn afweging heeft betrokken. Eiser heeft geen originele identificerende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij op [datum 2] 2006 is geboren. De documenten die hij wel heeft overgelegd, zijn door Bureau Documenten onderzocht en vals bevonden. Uit het onderzoek blijkt dat het uittreksel van het geboorteregister met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en de legalisatie vals en dat ook het familieboekje vals is bevonden. Verweerder heeft bovendien ter zitting toegelicht dat de overgelegde documenten geen identificerende documenten zijn, nu zij geen pasfoto bevatten. Eiser heeft aangevoerd dat deze documenten via zijn ouders zijn opgevraagd bij de burgerlijke stand in Aleppo, via Turkije en België aan hem zijn overgedragen en authentiek zijn. Eiser heeft echter niet toegelicht op welke punten het oordeel van Bureau Documenten onjuist zou zijn, noch aangetoond dat de documenten op authentieke wijze zijn verkregen of uitgegeven. De enkele stelling dat de documenten authentiek zijn en dat niet duidelijk zou zijn waarop het oordeel van Bureau Documenten is gebaseerd, is onvoldoende. De rechtbank acht van belang dat eiser deze documenten zelf heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde minderjarigheid, maar geen overtuigende verklaring heeft gegeven voor het feit dat deze vals zijn bevonden. Het overleggen van valse documenten mag in de beoordeling van de geloofwaardigheid worden betrokken en pleit in dit geval in belangrijke mate tegen eisers verklaringen over zijn leeftijd. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd waarom hij aan deze documenten niet het gewicht heeft toegekend dat eiser daaraan hecht.
7. Daarnaast staat vast dat eiser zich niet alleen in Griekenland maar ook bij zijn inschrijving in de BRP [5] in Nederland heeft gepresenteerd met de geboortedatum [datum 1] 2004. Eiser heeft verklaard dat hij in Griekenland bewust een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven om niet in een opvang voor meerderjarigen te worden geplaatst. Verweerder heeft deze uitleg begrijpelijk geacht. Ten aanzien van de BRP-registratie heeft eiser ter zitting toegelicht dat deze geboortedatum al was ingevuld en dat hij heeft vernomen dat het niet mogelijk was om zijn leeftijd aan te passen. Verweerder stelt zich daarentegen op het standpunt dat het op de weg van eiser lag om daar zelf actie op te ondernemen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel eisers verklaringen op zichzelf niet onaannemelijk zijn, zij in het licht van de overige omstandigheden onvoldoende zijn om de gestelde geboortedatum van [datum 2] 2006 aannemelijk te achten. Daarbij betrekt de rechtbank met name dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd en de documenten die hij wel heeft overgelegd, door Bureau Documenten vals zijn bevonden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eisers verklaringen onvoldoende om de geboortedatum van [datum 2] 2006 aannemelijk te achten.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het vermoeden van minderjarigheid voldoende gemotiveerd heeft weerlegd en terecht is uitgegaan van de geboortedatum [datum 1] 2004.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Basisregistratie Personen.