In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.B. Swart, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar bezwaar. De minister had eerder op 11 september 2024 het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 19 december 2024 gegrond werd verklaard door de rechtbank, die de minister opdroeg binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Eiseres heeft de minister op 17 februari 2025 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Op 11 juni 2025 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld, nu tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op het bezwaar moet nemen. Indien de minister dit niet doet, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de minister een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- moet betalen, aangezien er 42 dagen zijn verstreken sinds de minister in gebreke is gesteld. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 453,50, die de minister moet vergoeden.