ECLI:NL:RBDHA:2025:11895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
C/09/663589 / FA RK 24-2135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging eenhoofdig gezag moeder en verzoek tot stiefouderadoptie

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende het gezag over een minderjarige, geboren in Gambia. Het verzoek is ingediend door de vader en de stiefmoeder van de minderjarige, die sinds 12 januari 2020 bij hen woont. De moeder, die in Gambia woont, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om het eenhoofdig gezag aan de vader toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in Nederland woont en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over het gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader het eenhoofdig gezag uitoefent, gezien het gebrek aan contact tussen de moeder en de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek tot stiefouderadoptie aangehouden, zodat verzoekers een gelegaliseerde geboorteakte van de minderjarige kunnen overleggen. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 1 september 2025, waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid zal worden gesteld zich uit te laten over de inschrijfbaarheid van de gelegaliseerde geboorteakte. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2135
Zaaknummer: C/09/663589
Datum beschikking: 4 juli 2025

Gezag

Beschikking op het op 11 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

verzoekers, dan wel de verzoeker en verzoekster,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te Gambia.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 22 april 2024, met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 17 juni 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- het e-mailbericht van 5 augustus 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- het rapport van onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 oktober
2024;
- het F9-formulier van 6 november 2024, met bijlagen, van verzoekers;
- het F9-formulier van 3 december 2024, met bijlagen, van verzoeker;
- het F9-formulier van 2 mei 2025, met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 2 mei 2025, met bijlagen, van verzoekers;
- een F9-formulier van 11 juni 2025 van verzoekers.
Op 17 juni 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Gelet op de inhoud van de instemmingsverklaring (AFFIDAVIT OF PARENTAL CONSENT) van 16 april 2025 van de moeder, is de moeder niet voor deze zitting opgeroepen.
De minderjarige [minderjarige] heeft in een afzonderlijk gesprek met de voorzitter van de meervoudige kamer zijn mening over het verzoek kenbaar gemaakt.

Feiten

  • De vader heeft een relatie gehad met de moeder.
  • Uit deze relatie is geboren:
o [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] , Gambia.
  • Verzoeker is als vader vermeld op de Gambiaanse geboorteakte van [minderjarige] .
  • [minderjarige] is op 12 januari 2020 bij verzoekers gaan wonen. Sindsdien zorgen zij
voor hem.
  • Verzoekers zijn gehuwd op [datum] 2020 te [plaats 1] , Gambia.
  • De moeder heeft op 16 april 2025 ten overstaan van “Notary Public/Commissioner
for Oaths” een “AFFIDAVIT OF PARENTAL CONSENT” ondertekend, waarin
onder andere is vermeld:
“(…)
6. I want [verzoeker] and [verzoekster] E/V [verzoeker] to continue to be the guardians and custodians of our child [rechtbank: [minderjarige] ] because he is the biological father, and [verzoekster] E/V [verzoeker] has been responsible for his general welfare.
7. That I want [verzoeker] to have full legal custody of my son [minderjarige] and [verzoekster] E/V [verzoeker] to be the adopted mother of the said child.
8. That I have given full and clear consent without any reservation for [verzoeker] to have full legal custody and [verzoekster] E/V [verzoeker] to adopt the said child [minderjarige] .”
- Verzoeker, de moeder en [minderjarige] hebben de Gambiaanse nationaliteit.
Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt – na wijziging op de zitting – tot:
- het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige te beëindigen en
verzoeker te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige;
- de adoptie van de minderjarige door verzoekster uit te spreken,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Ingevolge artikel 16, eerste lid Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 wordt de vraag of de vader, dan wel de moeder, dan wel de ouders gezamenlijk van rechtswege ouderlijke verantwoordelijkheid hebben verkregen over de kinderen, beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van de kinderen. De rechtbank leidt uit het Explanatory Report van Paul Lagarde (onder 98 en 99) bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 af dat het aan de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind wordt overgelaten of deze al dan niet rekening houdt met gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan voordat het kind zijn gewone verblijfplaats in deze Staat kreeg. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 16 van het Verdrag met zich brengt dat gekeken dient te worden naar het recht van de verblijfplaats van de minderjarige ten tijde van het ontstaan van het gezag, zodat in casu Gambiaans recht van toepassing is.
De rechtbank merkt voorts op dat op grond van artikel 16, vierde lid Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 bij verplaatsing van de gewone verblijfplaats van het kind het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van een persoon die deze verantwoordelijkheid niet reeds heeft, beheerst wordt door het recht van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats.
In Gambia wordt het gezag geregeld in the Children’s Act 2005. [minderjarige] is buiten het huwelijk geboren. Naar Gambiaans recht kan de kinderrechter op verzoek van de vader beschikken dat hij de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind zal hebben. Op verzoek van de moeder kan de kinderrechter bepalen dat de vader en de moeder samen de ouderlijke verantwoordelijkheid hebben voor het kind. De ouders kunnen ook samen overeenkomen dat zij gezamenlijk de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind dragen. Er ontstaat geen ouderlijke verantwoordelijkheid indien deze niet tot stand is gekomen volgens de door de Children’s Act 2005 voorgeschreven wijze.
Omdat niet is gebleken dat hier sprake is (geweest) van een van de voorgaande mogelijkheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] is belast.
Nu de gewone verblijfplaats van de [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over hem.
Uit artikel 1:253c, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de tot het gezag bevoegde ouder van een kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren, heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige moet worden geacht.
Het derde lid van voornoemd artikel bepaalt dat, wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts wordt ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] wenselijk dat zijn vader het eenhoofdig gezag over hem uitoefent. De rechtbank overweegt daartoe dat de vader en de stiefmoeder sinds 12 januari 2020 de zorg en opvoeding van [minderjarige] op zich hebben genomen. Verzoekers zijn met [minderjarige] op 31 december 2020 naar Nederland gekomen. Sindsdien is er geen contact meer geweest tussen de moeder en [minderjarige] . Verzoeker heeft verklaard nog wel contact te hebben gezocht met de moeder, maar dat haar echtgenoot duidelijk te kennen heeft gegeven dat de vader geen contact meer mag opnemen met de moeder, ook niet als het [minderjarige] betreft. De vader heeft dit ook niet meer gedaan omdat hij deze wens, die voortvloeit uit de Gambiaanse cultuur, respecteert. Omdat de moeder in het geheel niet meer betrokken is bij het leven van [minderjarige] , acht de rechtbank het in zijn belang wenselijk dat zijn vader alleen beslissingen over hem kan nemen. De rechtbank wijst het verzoek om de vader met het eenhoofdig gezag te belasten daarom toe.
Stiefouderadoptie
Zoals op de zitting besproken, houdt de rechtbank het verzoek tot adoptie aan tot de hierna genoemde datum. Dit om verzoekers in de gelegenheid te stellen een gelegaliseerde geboorteakte van [minderjarige] over te leggen. De Gambiaanse geboorteakte van [minderjarige] dient te worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] , om de (nog uit te spreken) adoptie te effectueren. Voor de wijze van legaliseren van de Gambiaanse geboorteakte verwijst de rechtbank naar de website www.nederlandwereldwijd.nl/legaliseren/buitenlandse-documenten/gambia
Na ontvangst van de gelegaliseerde Gambiaanse geboorteakte zal de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de inschrijfbaarheid van deze akte.

Beslissing

De rechtbank:

*
bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 te [geboorteplaats 2] , Gambia, het gezag zal toekomen over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] , Gambia,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot stiefouderadoptie wordt aangehouden tot
1 september 2025pro formateneinde verzoekers in de gelegenheid te stellen een gelegaliseerde geboorteakte van de minderjarige over te leggen;
bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage in de gelegenheid zal worden gesteld zich uit te laten over de inschrijfbaarheid van de gelegaliseerde Gambiaanse geboorteakte;
bepaalt dat indien verzoekers aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan;

houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de stiefouderadoptie aan.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. van der Vliet, A.M.M. Vingerling en T.M. Coppes, kinderrechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2025.