ECLI:NL:RBDHA:2025:11899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eisers wegens ongeloofwaardigheid van hun verklaringen over bedreigingen door guerrilla
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van twee Colombiaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. De eisers, geboren in 2000 en 2003, hebben in februari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 1 maart 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 april 2024 de beroepen behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de asielaanvragen heeft afgewezen op basis van de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eisers over hun vermeende problemen met de guerrilla in Colombia. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk gevaar lopen bij terugkeer naar Colombia. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de eisers geen recht hebben op asiel en geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt en is openbaar gemaakt op 25 juni 2025.